over de vernietiging en hergeboorte van de mens, dat hij samen met zijn broer schreef - het 'Adam en Eva'-thema waar mee R.U.R. in 1921 eindigde. De zwaarte van het thema werd echter tenietgedaan door er een komedie van te maken. In 1923 maakte Capek kennis met Masaryk, de eerste president van het in 1917 gestichte Tsjechoslowakije. In het gezelschap van veel andere politici logeerde hij vaak maandenlang op het buitenverblijf van de president. Ze voerden lange gesprekken, met de bedoeling dat Capek de herinneringen van Masaryk zou optekenen. Capek wierp zich op als de chroniqueur van zijn tijd en publiceerde in drie delen de Gesprekken met T.G. Masaryk (1928, 1931, 1935). Onder invloed van zijn omgang met Masaryk begon Capek zich op politiek vlak meer uit te spreken. Hij zag zich als een man van het midden en probeerde in 1925 zelfs een liberale 'Partij van de Arbeid' te introduceren. Deze partij mislukte echter bij de parlementsverkiezing en was snel vergeten. Zijn politieke stellingname leek meer gericht op een ondersteuning van Masaryk dan op een kritisch beschouwen van de werkelijke toestand. Hij was een salonsocialist die de wereld filosoferend vanachter zijn bureau bekeek. De man voor wie in zijn per soonlijke leven de kleine dingen netjes op hun plaats moesten blijven, bleek ook in politiek opzicht conservatief. De misstan den die hij zag, zoals de schrijnende armoede, moesten binnen het kader van de aanwezige maatschappelijke ordening worden verbeterd, bijvoorbeeld door speciale kinderkampen en lief dadigheid. Hij verweet het communisme dat dit het klassen bewustzijn bij de lagere klassen ontwikkelde, en die daardoor hun "primitieve levensvreugden" ontnam. Daarmee toonde Capek zich behalve conservatief ook naïef elitair, hetgeen in die tijd voor een wat ziekelijke doctor in de filosofie en inter nationaal vermaard auteur ook weer niet zó vreemd is. De opkomst van het fascisme verontrustte Capek al in 1926 en in het begin van de jaren dertig richtte hij zich expliciet tegen het opkomende nationaal-socialisme. Literaire tegenstellingen werden voor hem van ondergeschikt belang en in 1932 onder steunde hij als een van de eerste de actie van zijn criticus Salda om gevluchte Duitsers te helpen. Hij werkte mee aan een

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2005 | | pagina 22