Witte nachten Vaak slaat het licht een bres in datgene dat bijna is of tenminste benoembaar schijnt. De voor altijd verloren gewaande moeder van het woord verlangen brengt langs natuurlijke weg toch ter wereld wat op enigerlei wijze gezaaid was - dochter van een bevestigend wellicht. Dromenderwijs moet het doenbaar zijn. Een sarong van blauwe seringen wikkelt zich rimpelloos rond het ebbenhouten nachtmeisje dat zich - half wankelmoedig, half wakker - verwonderd een weg zoekt door een wereld van strijklicht en vage herinneringen. Doch seringen hebben geen geheugen, dringen zich niet op zoals een gedachte doet - nee, seringen dragen simpelweg bloesem benoemen steevast op gezette tijden slechts de schijn van eindeloos witte nachten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2005 | | pagina 11