die altijd maar doorrijdt alsof er nooit een einde komt aan iets. Ik druk op de bel in de lounge. Ik heb mijn adem niet onder controle. Ik druk nog een keer. Dan verschijnt er iemand achter de balie. Het gaat niet goed met me, zeg ik tegen een knaap in een zwart pak. De jongen tovert een bezorgde uitdrukking op zijn gezicht. Zal ik een dokter voor u bellen? Ik wacht even met mijn antwoord. Nee, knik ik dan, ik ga wel even binnen zitten. In het restaurant van het hotel is het al druk. Geroezemoes van alle dagen. Iedereen kijkt ontspannen. Iedereen heeft hier het eeuwige leven. Ik plof neer op een stoel en maak mijn jas los, trek mijn das opzij. De zware druk op mijn borst verdwijnt en neemt mijn angsten mee. Ik bestel koffie bij een mollig donker meisje. Ik had niet ver wacht dat ik ooit nog koffie bij een donker mollig meisje zou bestellen. Ik kijk voortdurend om me heen. Ik kijk alsof mijn leven ervan afhangt. Ik houd me vast aan alles wat ik zie. Kon ik maar ruilen met een van de aanwezigen. Ik registreer de rites van be groetingen, de verveelde of onbewuste gebaren, de uitgelaten gesprekken, het starre zwijgen, het slikken, het kauwen, het omzien, het aan- en uittrekken, het schuifelen, het doorstap pen, het zwaaien, lachen, pulken, vegen, blazen. Het ademen. Ik wil schuilen, verdwijnen in deze gebeurtenissen van niks. Wat zou ik er graag bijhoren, bij al die mannen en vrouwen die het nog niet weten. Met al de kracht die in me is probeer ik ook aanwezig te zijn. Gedachten aan thuis, aan mijn vrouw en mijn kinderen vermijd ik. Ik heb geen familie, geen vrienden, geen kennissen, geen buren, geen gedachten, geen illusies. Dan sta ik plotseling op zonder dat ik daartoe besloten heb. Ik laat een overdreven grote fooi na op mijn tafeltje. Met kleine stappen verdwijn ik. De hal van het hotel is akelig leeg. Zodra ik buiten kom voel ik de pijn opnieuw. Toch loop ik nog een meter of vijftig door. Bij een willekeurige winkel stap ik naar binnen. Er is niemand aanwezig. Ik zak neer in een gemakkelijke stoel en roep. Mijn stem klinkt ijl en krachteloos. Op dit geluid zal niemand afkomen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2005 | | pagina 8