De winderige Boris zou in een andere gedaante terugkeren in Gainsbourgs eerder genoemde Evguénie Sokolov uit 1980. Het obscene verhaal over de kunstschilder Sokolov bevat, naast autobiografische elementen, een hilarisch commentaar op de kunstwereld. In een elegante, negentiende-eeuwse prozastijl beschrijft Gainsbourg de opkomst en ondergang van een kun stenaar die vanaf zijn geboorte lijdt aan chronische winderig heid. Allerlei trucs worden beschreven die Sokolov in de loop van zijn leven aanwendt om de kwaal voor zijn omgeving ver borgen te houden. Een daarvan is de aanschaf van een hond: "een bulterriër met roze omrande ogen - sprekend meekraplak - die door mij Mazeppa werd gedoopt en als mijn alibi moest dienen. Bij elke wind deed ik dus alsof ik hem een uitbrander gaf door met een barse stem, die boven het tumult uit klonk, te roepen: 'Mazeppa, hoe durf je', wat uitstekend bleek te wer ken."* Op zekere dag ontdekt de schilder bij toeval dat zijn kwaal hem goed van pas komt bij het maken van abstract werk. Het blijkt een vondst die wereldwijde roem tot gevolg heeft: Sokolovs 'gazogrammen' komen in alle belangrijke collecties terecht en de kunstenaar wentelt zich, door zijn galeriehouder aangespoord tot nog grotere winderigheid, in zijn succes. Soko lovs ondergang is echter onvermijdelijk. Na het openbaar wor den van zijn procédé volgen een mislukte zelfmoordpoging en hospitalisatie. Uiteindelijk bezwijkt de kunstenaar aan een inwendige explosie tijdens de behandeling van de aambeien die het gevolg zijn van de jarenlange aanslag op zijn endel darm. Gainsbourgs commentaar is duidelijk: het kunstenaar schap en de kunstwereld zijn obsceen en kunst is gebakken lucht. De publicatie van Evguénie Sokolov betekende een nieuw schan daal nadat Gainsbourg zich een jaar eerder al de woede van het Franse establishment op de hals had gehaald. De schok die zijn versie van de Marseillaise in 1979 teweegbracht was enorm. Met Aux Armes Et Caetera slaagde Gainsbourg erin alle reactionaire krachten in één klap tegen zich te mobiliseren. Een dronken Jood die, begeleid door stonede Jamaicanen, het volkslied op reggae voordroeg druiste niet alleen in tegen de nationalis tische inborst van een deel van de Fransen, maar bracht tevens allerlei sluimerende racistische sentimenten in de samenleving

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2005 | | pagina 79