Ik zit aan tafel en ik wacht
op kinderen en zoenen
hoeveel moeders voor mij
hoeveel na mij
zoals een droge grasspriet
op de regennacht
ze zijn allang niet meer
op school, ze zijn de radertjes
die draaien, de wielen op de weg
ze hebben meningen als wind
die over wereldzee mag waaien
hun lange armen op het web
maar ik, welke baby schreit
het altijd bezig brein
op pauze, de tafel is weer wachter
van het huis, de spin weer
in haar eigen draad gevangen
altijd is er oorlog, nooit bevrijd