Wat de overige gedichten van deze rubriek betreft: ze hebben alle dat
vervreemdingseffect dat veroorzaakt wordt door scherpe, objective
rende observaties, humor, ironie en zelfspot.
Mijn witte vrouw
De tweede rubriek draagt de titel Mijn witte vrouw. Deze afdeling
bevat voor mij niet zijn sterkste gedichten. Sommige blijven een
beetje sporen op een vernuftig woordspel zoals het titelgedicht zelf
en Grote God (wel geestig). De macht van hun haren blijft mij als lezer
onduidelijk.
Het is alsof de emotie 'liefde', het tweede thema van zijn vroege
poëzie, te zwaar beladen is geworden om nog stem te krijgen. De
dichter verliest zich in detailobservaties en ook in woordenspel die
wel suggereren maar niet aangrijpen, niet aangrijpend zijn. Waar
mee ik weer niet wil zeggen dat alle poëzie aangrijpend moet zijn om
te overtuigen; suggestie van de werkelijkheid werkt dikwijls sterker
dan de meest verslindende werkelijkheid. Het meest aangrijpende
gedicht uit deze rubriek vind ik De dragers. De elegische toon, het
trage ritme dat de laatste gang verbeeldt, de rijmende lange aa-
klanken, het omarmende metrum, de indringende herhalingen, de
contrapuntische variaties op de aa-klanken, kortom het geraffineerd
gebruik van allerlei stijlmiddelen maken dit gedicht tot een van de
aangrijpendste elegieën die ik ken.
De elegie - het klaaglied - wordt hier gecreëerd door al deze dragen
de stijlvormen. Het is geen gedicht over dragers, maar het dragen zelf
is het gedicht. Zo wordt de 'zij' uit dit gedicht eindeloos uitgedragen
naar haar laatste rustplaats.
De dragers
Ze dragen haar boeken, haar schoenen, haar slipje
haar pincode en haar voorkeur voor wit
Haar meisjesnaam dragen ze en het bitterste:
het zwart van kleuren die worden gewist
Ze dragen haar stad, haar liefde voor water
ze dragen haar en ze dragen haar niet
46