Ik ontdekte een viertal dominerende thema's. Dat waren: de poëzie, de liefde, Zeeland en als vierde onder één noemer gebracht: strikt persoonlijke en lokale ervaringen. Dit laatste was nauwelijks nog een samenhangend thema te noemen. Ordening In Reizigers voor alle richtingen heeft de dichter een ordening aange bracht die zeker niet thematisch is, maar meer geënt op de inhoud. Hij onderscheidt zes rubrieken, elk voorzien van een titel ontleend aan het titelgedicht. Deze titels zijn grofweg aanduidingen van de inhouden waarin ook wel belangrijke thema's aanwijsbaar zijn, maar niet uitsluitend één thema dat de hele afdeling beheerst. De eerste rubriek heet De onzichtbare man. Het zijn vooral gedichten n.a.v. foto's, familieportretten. Gezin, geboorte, kinderjaren, dood zijn de belangrijkste motieven. Het laatste van deze reeks is het titelgedicht De onzichtbare man. Met dit gedicht wordt het eerste thema dat in Het sacrament van de sneeuw zo overheerste, namelijk de poëzie, opnieuw ingevoerd. Lag het accent bij zijn eerste poëzie voornamelijk op het poëtisch proces, nu wordt het accent gelegd op de rol van de dichter. De on toereikendheid van de dichter wordt niet ervaren als een kwellend tekort, maar het onvermogen wordt hier recht voor zijn raap gesig naleerd als een feit: "s Morgens verscheurt hij wat hem 's avonds nog beviel.' Dat is geen diepzinnige gedachte. Het lijkt eerder een nuchtere mededeling die de dichterlijke onmacht meedogenloos onthult. De dichter zelf blijft in zijn emoties onzichtbaar: hij is de onzichtbare man die zich bewust is van zijn eigen onzichtbaarheid. Wel probeert hij in zijn gedichten te werken aan zijn verschijningen. Maar hij is ook nog eens een blindgeborene, d.w.z. hij kent zijn eigen ziel niet (blind van ziel) en met de snippers van zijn ver scheurde gedichten zal hij verder moeten. Zo'n gedicht waarin de dichter totaal vervreemd lijkt van zichzelf doet denken aan het ver vreemdingseffect bij het epische theater. Brecht schreef zijn acteurs voor dat zij zich niet mogen identificeren met hun personages. De acteur mag geen emoties uitbeelden. Hij moet tonen en zo objectief mogelijk laten zien wat er gebeurt. Dat is het wezen van het epische theater. Ik zie dit gedicht dan ook als een beginselverklaring van de epische poëzie van André van der Veeke. Brecht had dit een subliem gedicht gevonden. 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2004 | | pagina 45