af. A droit!, zeg ik tegen de chauffeur. Hij kijkt mij stoïcijns aan. We
volgen de ringweg. Dan zwaait hij gebiedend naar een tegemoet
komende collega-Louagechauffeur. Mindert vaart. En roept hem iets
toe, stuurt de wagen met een heftige ruk in de berm en kijkt mij met
zijn ongeschoren magere smoeltje en twee zachte bruine ogen aan.
"Quatorze dinares", wijst naar de overkant van de weg, a Monas-
tir! Shjocram (tot ziens)", en opent mijn deur en die van de achter
bank. Of ik maar wil uitstappen hier, langs de A16. Geen vlucht
strook. Ik betaal hem met twintig, krijg zes terug en sluit de deuren.
Hij trekt met zwarte rookpluimen op. Kapotte kleppen, dreint mijn
vermoeide brein. De jongen in de achterbak lacht ons toe en steekt
nog zijn hand uit. Met z'n viertjes steken we de snelweg over naar de
stilstaande Louage. Daar zitten drie mannen in. De chauffeur begroet
ons. Diva kruipt in de kofferbakruimte en neemt plaats op het zitje.
De kinderen naast een meneer op de achterbank ik op een klap
stoeltje en complementeer de rij van vier personen.
"Welches Hotel?" vraagt de nieuwe chauffeur.
"Abu Nawas Sunrise bitte", en weg zijn we.
Naast mij zit een vriendelijke oudere man. Hij geurt naar jasmijn.
Zijn kleren staan hem parmantig, gladgeschoren fijne haartjes
kortgeknipt, twinkelende oogjes. Vader gaat op stap. Hij informeert
naar ons. Wat we hebben gedaan, hoelang we blijven of alles naar
wens gaat in zijn mooie Tunesië. De spanning zakt, maar de na
smaak is zo bitter dat ik niet in staat ben tot een geanimeerd gesprek.
Ik ben moe. En maak op de vriendelijke passagier waarschijnlijk een
arrogante indruk. Indrukken kunnen troebel zijn.
We parkeren voor de ingang van ons hotelmet airco, zwembad en
vriendelijke obers. Ik betaal nog een extra vier dinar.
Zoals afgesproken.
17