Het Colosseum geeft geen krimp. Zijn crèmekleurige blokken na tuursteen trotseren al 2000 jaar zomerse temperaturen van meer dan veertig graden. In de catacomben heerst schaduw. Vanonder de hoge gewelven stroomt een koele bries. Ik kom tot rust en krijg oog voor details. Een duif koert vanuit een spleet hoog boven ons. Het is de moeite waard om hier eens rond te dolen, mompel ik. Het woord 'dolen' brengt mij echter terug in de werkelijkheid hoe hier weer weg te geraken. Het laat mij niet los en ik word herinnerd aan de fijn besnaarde grimas van de taxichauffeur toen hij wegreed en ons ach terliet in El Jem. Terug uit het Colosseum lopen we nog langs een aantal winkeltjes met toeristische hebbedingetjes. Het assortiment in elk winkeltje is vrijwel identiek en van geen of weinig waarde. Wat moet je ermee? Opvallend is dat elke verkoper wat woordjes Engels, Duits en zelfs Nederlands spreekt. Net genoeg om de koper een geruststellend ge voel te geven en in een maalstroom van misverstanden te brengen. Ik vraag mijn vrouw om de tijd. We zijn nu ruim drie uur in El Jem. Dat legitimeert onze beslissing niet in te stemmen met het voorstel van de vriendelijke taxichauffeur om ons na twee uur weer terug te brengen. We besluiten wat te gaan drinken en ons avontuur te plan nen thuis te geraken. Het wordt de autobus. Na voldoende te hebben gedronken, een fles water mee in de hand palm, dalen we het pleintje af naar de dorpsader. Ik spreek een agent aan. Hij draagt een wapen én een houten knuppel. Zijn pet hangt op zijn voorhoofd en hij heeft een ragfijn snorretje. De Tunesiër be steedt aandacht aan zijn uiterlijk. Op elke hoek vind je een coiffeur waar je nog met het mes kan worden geschoren. In mijn beste Frans vraag ik de diender waar het busstation is. De eerste twee zinnen van zijn uitvoerige handreiking begrijp ik, dan geef ik het op. De richting is mij duidelijk en ik verzoen mij met de gedachte dat ik het onder weg nog maar eens moet vragen. Des te moeilijker je het kunt vin den, des te makkelijker klamp je een totaal onbekend persoon aan en vraagt deze onbeschaamd de weg. De weg vinden! Daar draait mijn wereld nu om. De wereld draait om ons en geeft geen richting aan. Ik stap zomaar een kapperszaak binnen. De man laat zijn klant even onbeheerd zitten en dirigeert mij verder het dorp uit. We lopen langs de berm van een doorgaande weg. De stoep is een greppel met open riool. Links en rechts van de weg grazen schapen en ezels tus sen het plastic afval. Veel garages. Onder de motorkap tel ik min- 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2004 | | pagina 11