Een toekomstige vriend
André van der Veeke
In de stad waar ik woon staan op de woensdagmarkt altijd twee, bijna
identieke viskramen naast elkaar. Viskramen is eigenlijk het woord
niet. Het zijn reusachtige winkelwagens, vol gestouwd met vries
kisten, vitrines en bakinstallaties. Sommige dode vissen liggen er
prachtig opgebaard bij in bakken met blauw doorschijnend ijs.
Andere zijn al een stadium verder en wachten gefileerd de gunst van
de kopers af.
De marktplaats zelf ligt binnen de invloedssfeer van een brede rivier
arm. De marktkooplui hebben daar voordeel bij, want de zilte wind
prikkelt voortdurend de smaakpapillen van de voorbijgangers. Toch
zou het een leugen zijn om te beweren dat het altijd dringen is bij
beide kramen. Visboer A. kan inderdaad de vraag niet aan, maar zijn
buurman B. moet zich behelpen met een huisvrouw in nood of een
verdwaalde toerist.
Bij de ongelukkige, tot niets doen gedoemde visboer koop ik regel
matig een portie tong, een moot kabeljauw of een paar haringen,
alles van prima kwaliteit. Ik geloof namelijk niet, dat het verschijn
sel van de eenzijdige voorkeur van het publiek iets te maken heeft
met de aard van de aangeboden waar. Als er twee visboeren roepen,
moet er één in het stof bijten. Dat is nu eenmaal de natuur. Visboer
A. zal om welke reden dan ook sterker zijn dan zijn buurman. Hij
wekt vertrouwen. Niet vanwege de kwaliteit van zijn vis, maar met
zijn hartige oogopslag, zijn vissersstem, zijn geschubde handen, zijn
zeestroom brutaliteit, zijn stormachtige houding, zijn maritieme
ziel, zijn onderwaterlachje.
Laat ik ophouden over visboeren. Ik moet over vriendschap schrij
ven en over dichters die maar blijven schrijven.
Enkele jaren geleden organiseerde ik een avond met poëzie en zang
voor de viseters, ik bedoel voor de inwoners van mijn woonplaats.
Op de menukaart stonden een paar onbekende dichters en een paar
dichters op hun retour. Verder het optreden van een goede, maar
ook weer voornamelijk onbekende cabaretière.
Er was erg veel geld geïnvesteerd in deze avond. Niet door mij, maar
door een schouwburgdirecteur en zijn sponsors. Toch was ik het die
's avonds om acht uur bleek en aangeslagen bij de ingang van het
vestzaktheater stond. Nauwelijks twintig betalende bezoekers waren
de kassa gepasseerd. Wie de zaak ook financierde, het was mijn
8