Aan Charlotte M. Dat hazenbekkie met die fulpen merrie-ogen, die felle kersenpit gevuld met hartenbloed waaruit elk woelend woord opborrelt, broeit en broedt, die scheve lach, om beurt bewogen en bevlogen - koddige hartstocht teistert uw geplaagd gemoed, gepassioneerde gein, schrijnende kletsvertogen; niemand heeft ooit de waarheid zo oprecht gelogen, nimmer was flauwekul zo diep en bitterzoet. Uw woord dat wendt en wondt, dat wentelt maar nooit went, lokt lezer-lief noodlottig lollig uit zijn tent, en zuigt zich aan hem vast, verrast hem en vergast hem, omdat u smoorverliefd op elke letter bent, en ieder woord van achteren naar voren kent. Ach, laat uw taal mijn maat zijn, Ettolrahc Sreastum. 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2004 | | pagina 36