van adel om Dylans teksten goed te vinden. En het was de enige
popmuziek waar ik naar luisterde. De teksten klonken heel diepzin
nig, maar ik heb nooit de neiging gehad me echt aan die muziek te
binden. Nu zie ik dat het vooral de vaagheid was waarin hij uitblonk.
Ze zeggen wel dat hij ooit de Nobelprijs voor literatuur zal winnen,
maar dat geloof ik niet. Dat zou een dieptepunt zijn."
Rawie vindt de teksten van Dylan "typische muzikantenpoëzie. Dus
een beetje rijmend, een beetje surrealistisch en vooral heel cabare
tesk." Zijn kennismaking met de zanger had weer wel het voordeel
dat hij de dichter Dylan Thomas ging lezen, van wie Bob Dylan zijn
artiestennaam heeft geleend. Alleen, Dylan Thomas was veel te on
begrijpelijk voor een jong mens als Rawie toen was.
"We hebben verdorie een goede keus gemaakt toen we besloten het
huis te ontvluchten," zegt de dichter tevreden. Pal voor ons terras
tafeltje wandelen jonge vrouwelijke studenten met de zomer in hun
ogen glimlachend voorbij.
Het huis was wat dat betreft anders, ja. Rawie bewoont een oud statig
pand in de binnenstad. Het is er schemerig en vol boeken. Letterlijk
vol boeken. De schrijftafel van de dichter is haast bedolven onder de
boeken. En komt er bezoek, dan moet de dichter een stapel boeken
van een stoel lichten om zijn bezoek een zetel te kunnen geven.
De fiets waarop de dichter zich door Groningen begeeft past geheel
in de stijl. Het is een ouderwetse zwarte Gazelle met een stang. Een
herenfiets dus, alleen de stang is verlaagd in het frame gemonteerd
hetgeen de fiets een raar soort van futuristisch aanzien geeft. Het is
een collector's item, dat zie je meteen.
"Het is een fiets die men maakte voor pastoors, die met hun rokken
makkelijk moesten kunnen opstappen," zegt Rawie. "Daarom zit die
stang zo laag. Ik ben zeer buitengewoon gesteld op die fiets, het is
een dierbaar bezit."
Van de fiets van de dichter naar zijn stad. Groningen. Rawie woont
er alweer dertig jaar en wil er niet weg.
Hij lacht.
"De eenzaamheid van de stad in de rest van Nederland bevalt me.
En Groningen is trots op mij als dichter, en daar ben ik zeer blij om.
En wat me ook zeer aanspreekt is dat de cafés in deze stad geen slui
tingstijd kennen."
55