Zijn eerste bundel, Het meisje en de dood, verscheen in 1979, Rawie was toen 28 jaar oud. Hij baarde nationaal opzien toen hij als jonge dichter bij Sonja Barend op tv zijn gedicht De Paarse Tuinbroek declameerde: want waar de liefde aan kapotging,/ maanden na die eerste zoen,/ was dat jij dat paarse rotding/ nooit eens van je kont wou doen. Rawie was op slag wereldberoemd in Nederland. Hij schreef sonetten vol hoofse liefde en verwierf zich de bedenkelijke reputatie van 'wandelende vibrator' wat mede ingegeven werd door gedichten als: Toen je vanochtend tegen zessen/ terug moest naar je 'echt genoot',/ nam ik je lege glas en goot/ het vol met wat in lege flessen/ aan droes en drab nog overschoot. Jarenlang stond de dichter bekend als lolbroek en meester van het light verse. Ook toen hij al lang zijn koers had verzet en ernstige en sobere sonnetten schreef. Over liefde, vergankelijkheid, doods verlangen en het verschieten van de tijd. De grote thema's van de romantische dichter. De klassieke versvormen ging hij steeds beter beheersen, het gebruik van rijm werd verfijnder. Rawie schrijft voor de eeuwigheid. Iets anders interesseert hem niet. De dichter neemt een slokje koffie, knipoogt naar de hond en zegt: "En ik wil gepubliceerd worden, anders heeft het geen enkele zin. Ik ken wel dichters die zeggen dat publiceren niet belangrijk is. Ja, dat ze zelfs liever niet publiceren. Dat is grote flauwekul. Een gedicht be staat uit drie stadia: het zit in het hoofd, soms haast als een melodie maar vaak zo helder dat ik al weet of het een sonnet wordt of een rondeel en als het in mijn hoofd af is schrijf ik het op. Achter elkaar. Dat opschrijven is het tweede stadium. Dan volgt publicatie en dan is het gedicht pas af. Iemand anders dan de dichter moet het lezen. Het moet gepubliceerd zijn. Pas dan bestaat het, leeft het." Zijn bundel Onmogelijk Geluk behaalde een oplage van 50.000 stuks. Dat is een astronomisch aantal in een land waar een doorsnee dicht bundel hoogstens een oplage van een paar honderd exemplaren haalt. "Ik ben een professioneel dichter," zegt hij blijmoedig, "en ik schrijf gedichten op een manier die universeel toepasbaar is. Ik bedoel: als ik schrijf over de handen van een man, dan ziet iedereen die dat leest die handen als een beeld voor zich. Ik maak dus niet de fout mijn eigen gevoelens en emoties in te perken en die in tekst op papier te zetten. Dat is dan hoogstens interessant voor mijzelf en een paar familieleden en vrienden. En dat is wat veel amateur-dichters 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2002 | | pagina 53