De Knoop André van der Veeke Geen betere remedie tegen oppervlakkigheid en de nieuwste gevoe ligheden van het ego dan een bezoek aan een kerkhof. Niet alle be graafplaatsen bezitten natuurlijk de helende kracht die ik zoek. Ooit woonde ik een begrafenis bij in een Belgisch grensdorp die me naar het lelijkste kerkhof van West-Europa voerde. Het was een koude regenachtige dag. De dode kende ik nauwelijks, zodat ik tamelijk onbevangen om me heen kon kijken. Na de kerkdienst gingen we nota bene met een omweg richting kerkhof. Ik verwachtte een rus tiek oord, een heerlijke speeltuin voor de doden, maar wat ik gewaar werd toen we de poort met het opschrift 'Tot as zult gij wederkeren' passeerden was een inferno. Ik kreeg onmiddellijk medelijden met de doden. Geen blaadje, geen groen sprietje te bekennen. Het was een woestijn van marmer en ander blinkend gesteente. Door de merkwaardige vorm van het kerkhof - het maakte een slingerende beweging en liep uit in een punt - leek het of het zich tot in de oneindigheid voortzette. Plotseling dreigde de hele wereld een kerk hof te worden. Dat vond ik te veel van het goede. Bovendien zag de hemel er ook nog eens zeer dreigend uit. Maar vlak voordat de lucht in zijn totaliteit inktzwart kleurde kwam de zon er nog een keer door. Het was alsof er een felle spot op de dodenakker werd gericht. Nog gruwelijker schitterden toen al die verloren grafstenen. Wie kon er na dit schouwspel nog geloven in de wederopstanding? Dat leek mee te vallen. Toen ik met een droevige grijns de omvang van de schade probeerde te bepalen, zag ik dat de gezichten om me heen onbewogen stonden. Hinderpalen zijn er om uit de weg geruimd te worden, zeiden alle blikken. Nee, geef mij maar het kerkhofje van Z. waar enkele familieleden van me begraven liggen. Een keer per week rijd ik twintig kilometer om daar een kwartier te kunnen rondlopen. Het is klein, overzich telijk, en het ligt ingeklemd tussen volkstuinen, een voetbalveld en een paar weilanden. Rechts bevinden zich de verweerde graven met ronde bemoste ste nen. De inscripties zijn aangevreten door wind, kou, hitte, vocht. Hier ligt ook het graf van mijn tante Amaelia die in 1947 gestorven is en die ik nooit ontmoet heb. Ze was diepgelovig, zegt mijn moe der altijd. Ze had borstkanker, maar ze geloofde in een wonderbaar lijke genezing en bad daar iedere dag om. 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2002 | | pagina 49