delijke stuk. Weg was mijn voldoening. Met tegenzin slenterde ik
naar de muur van het kerkhof. Al vanaf een afstand zag ik dat het
stuk terrein geëgaliseerd was. Een aantal oude grafstenen was terug
geplaatst, op gelijke afstand van elkaar. De naamloze graven waren
verdwenen. Er was nu ruimte voor kandidaat-doden, die nog niet
wisten van dag of uur. Ik liep langs de aangeharkte grond en keek
speurend omlaag. Het hele stuk grond onderwierp ik aan een nauw
gezet onderzoek. Net toen ik dacht dat de zaak schoon was opge
leverd, ontdekte ik een verblindend stukje wit voor mijn voeten. Het
zat vastgeklonken in een kleine kluit. Ik bukte me om het op te
rapen en zag toen dat het geen stukje bot of schedel kon zijn. Het
was rond en toen ik een beetje klei met mijn nagel wegschraapte
kwamen er twee gaatjes vrij. Een knoop. Ik hield een ouderwetse
benen knoop in mijn hand. Ik stond al op het punt om de knoop uit
het stuk klei te bevrijden toen ik bij ingeving mijn vondst intact liet.
Ik hield het laatste bezit van een man of een vrouw in mijn hand.
Deze knoop was alles wat er van een onbekend leven overgebleven
was. Ik kon het niet helpen, maar ik zag plotseling een gedaante in
een lange witte lijkwade.
Omdat ik niets van hekserij, spiritisme of openbaringen van gene
zijde moet hebben, rangschikte ik mijn gevoelens onder het kopje
historische sensatie. Vervolgens ging ik op zoek naar onderdak voor
het kluitje met de knoop. Aan de voet van de eik verborg ik mijn
vondst. Toen ik eindelijk naar de uitgang van het kerkhof wandelde,
passeerde me een jonge vrouw. Ze was waarschijnlijk naakt onder
haar jas, maar ik keek niet op of om.
51