een lage. Een goedaardige brom, zou je denken als je niet beter wist. Soms ontploft er ergens in de stad een granaat met een onwaar schijnlijk fel geluid en hoewel het klaarlicht is zie je dan een flits boven de daken de lucht in snerpen. En terwijl de oorlog zijn macabare symfonie opvoert zitten drie sol daten hier naar de blauwe lucht te kijken. Eentje komt een praatje maken en biedt een sigaret aan. Hij lacht. Nee, voor hem is de oorlog ook waanzin. Hij zal blij zijn als hij weer naar huis mag, naar Eilat. Daar drijft hij een klein pension. Zijn vrouw staat er nu helemaal alleen voor. Daar staan palmen aan een glimlachende zee. Daar ruik je geen tanks. No sir. Urs was beestachtig dronken gisteravond. We zaten op de veranda van een prachtig hotelletje ergens in een stadje hier dichtbij, rook ten wat wiet en vertelden oude verhalen. Hij had in een supermarkt een fles brandy gekocht die stroperig geel zijn glas invloeide. Elke slok ging gepaard met een heesachtige oprisping. Na anderhalf uur was de fles driekwart leeg. Hij vertelde luid van zijn enorme ruzies met de plaatselijke chef van zijn persbureau over de afplaatsing van zijn foto's en elke keer wanneer hij de naam van die man noemde sloeg hij met de fles op het tafelblad. En ik vertelde hem over die keer in Asquelon. Toen hij ook te dron ken was om te lopen. En ik hem ter voorkoming van een al te grote kater nadien een glas water bracht. Waarop hij verbaasd naar dat glas keek en duidelijk verstaanbaar zei: 'Water? I never drink the stuff. Do you know that fish fuck in it?' Nee, dat moest ik verzonnen hebben, bazelde hij gisteren. Dat had hij nooit gezegd. Maar het was wel een goeie. Fish fuck in it. Het wordt al avond en we schieten niet op in onze pogingen Ramallah in te komen. En morgen ook niet, vertelt de soldaat, misschien zelfs overmorgen niet. De tanks schieten nog. Twee Apachehelikopters komen laag over. Op de rand van de weg zit al ongeveer tien minu ten een grote hagedis doodstil. Als aan het asfalt geplakt. De staart is heldergroen met een rood biesje. Urs heeft zuchtend de autoradio aangezet maar we horen alleen gekraak. Hij neemt een slokje cola light en we vertellen over onze vrouwen thuis. Zo zakt de dag weg. Het wordt koeler. Jawel, hij houdt zeer van Eric Clapton. Altijd ge daan. Nee, nooit live gehoord. En hij wil nog wel eens een keer terug 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2002 | | pagina 40