En dat een wezenlijk dichter niet iemand is die de rijmende poëzie of
het vrije vers beoefent, die anekdoticus of symbolicus of wat dan ook
is in zijn gedichten. Een wezenlijk dichter is iemand 'die gevoel heeft
voor en leeft met en in verbinding staat met de "magie", wat dit ook
moge zijn'.
Is mijn beschouwing, na Kwant en Andreus, dus overbodig? Beiden
hadden, net als Pfeijffer, al vele voorgangers die ook de parallellen
van enerzijds poëzie en anderzijds religie, magie en mythisch be
wustzijn bespeurden. Veelal kwam men zoals gezegd niet verder dan
die vaststelling zelf.
Ik wil daarboven beweren dat de moderne poëzie niet alleen raakt
aan dezelfde 'dimensie' als de religie, maar met andere disciplines -
met name in de beeldende kunsten - haar vitale functie goeddeels
heeft overgenomen in de onttoverde samenleving; functies waarom
het onuitroeibare mythische of numineuze bewustzijn vraagt, en
dat is de werkelijke cesuur die door de Romantiek werd ingeluid. De
tegenstelling tussen traditioneel en modernistisch is van hoogstens
secundair belang, evenals dat gepraat over 'lege transcendentie', dat
óók al geplukt is uit de religieuze sfeer: die van het religieuze nihilis
me van het oosten.
Schlegels brahmaan kwam niet in de plaats van, maar was de pries
ter en tegelijk het idool geworden; en de 'filosoof had het nakijken,
verviel tot vakgeleerde.
De poëet die zijn toevlucht neemt tot de strategie van magisch ge
raaskal, herinnert er ook aan dat eens de schrifttekens zélf magisch
waren - daarmee werd immers werkelijkheid geschapen. Vandaar
dat oud-Egyptische teksten over het hiernamaals de wanden van
voor eeuwig verzegelde grafkamers bedekten; ze hadden een eigen
en inherente werking die niet van lezen afhankelijk was. Zover gaat
men geloof ik niet in de poëzie, hoewel een streven naar onleesbaar
heid onmiskenbaar is, getuige werk van F. van Dixhoorn, Y. Né, M.
Kregting en een legioen anderen. Puzzelaars lijken ze, die zichtbaar
vals spelen met hun stukjes en brokjes, om - ja, om wat te bereiken?
Wat is de zin van hun oplossingloze jigsaw? Het gaat er kennelijk
om, iets te formuleren dat grotendeels cognitief onbevattelijk is en
dus het onvatbare zelf oproept. 'De taal is een omweg naar de sprake
loosheid,' meldt Cornelis Verhoeven ergens, 'als er echt iets gebeurt,
weten we niks te zeggen.'
31