Maar de intellectuele ontwikkeling van een achterliggende eeuw kon niet worden ontkend: de priester bleef ook voor de romantici een acteur, een ondanks zijn verheven clausen nauwelijks serieus te nemen gekostumeerde. De oorspronkelijke kunstenaar was nu de vertegenwoordiger van het ware; hij was de enige die de vacature kon vervullen. Friedrich Schlegel riep hem uit tot nieuwe 'brah maan', geadeld door 'freie Selbstweihung'. De uitweg der apparatsjiks De (fenomenologische) visie van Kwant en consorten, en het bewustzijn van een historische ontwikkeling waarin de kunsten de plaats gingen innemen van de religie verlenen een air van futiliteit aan het poëziedebat dat in Nederland al meer dan een halve eeuw woedt, en elders al veel langer dan een eeuw.2 Het lijkt daarin vrijwel alleen om poëticale opvattingen te gaan, om vormkwesties en tech nieken; niet om de essentiële vraag naar het 'wat' van het genre dat we poëzie noemen. Onder de vanen van aan de ene kant de zuivere, experimentele, modernistische, autonome, minimale en dergelijke doctrines en aan de andere de onzuivere, traditionele, postmoder nistische, anekdotische en maximalistische opvattingen, loopt men steeds storm op een allang kapotgetrapt toernooiveldje, om elkaar met gevelde kroontjespen onder het oog van opvallend weinig toe schouwers te attaqueren en wondjes toe te brengen - niet zelden in de rug -, een eindeloze reeks gaatjes en lekjes veroorzakend waaruit steeds maar nieuwe stroompjes van diezelfde inkt vloeien. Strijd om het bezit van wind is dat, bekroond met al te fletse lauweren, want al die hooggepluimde critici en literatuurwetenschappers galopperen op hun stokpaardjes zorgvuldig om de centraal op het terrein opge stelde tent heen: die van de 'affirmatie van de duistere oorsprongs dimensie', het belangrijkste onderscheidend kenmerk van poëzie binnen de literatuur. Toegegeven: het is een tent zonder opening. Over de oorsprongs dimensie valt, na haar botweg te hebben aangeduid, niet veel te dis cussiëren. Er is geen eer aan te behalen, elk discours slaat dood op dit amorfe concept. Wie in de regionen van de verbaliteit carrière wenst te maken, houde zich er verre van. We moeten bovendien niet denken dat de filosofen, ondanks hun bijster geraffineerd jargon, wezenlijker realiteiten benoemen en beschrijven dan de dichters en 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2002 | | pagina 27