Het lot A.J. de Wit Wie zich zuchtend afvraagt waar hij moet beginnen, begint vaak helemaal niet. Evenzogoed bestaan er mensen, die niet weten waar ze moeten beginnen met het beëindigen van iets - en ze eindigen helemaal niet. Tenminste, niet door hun eigen wil of daadkracht. Afijn, ik wilde bij de klus die me te wachten stond niet in een der gelijke valstrik trappen, maar er zonder morren of zuchten aan be ginnen - om er ook weer zo vlot mogelijk een einde aan te kunnen breien. Na het overlijden van het echtpaar Schoenmaker voelde ik me verplicht om de chaos die in hun huis was achtergebleven op te ruimen. Ik was als neef van het paar de meest directe nabestaande. Kinderen hebben deze mensen nooit kunnen krijgen, wat overigens een grote smet op hun geluk is geweest. Echt goed heb ik deze ex centrieke oudjes nooit gekend, al hebben de schaarse bezoeken aan hun kleine, vrijstaande huis grote indruk op me gemaakt. Ome Sus Schoenmaker, de oudste broer van mijn moeder, was een sympathieke, maar introverte man. Mijn moeder vertelde me eens dat hij erg depressief was, maar dat woord begreep ik toen nog niet - ik was hooguit zeven. Maar sindsdien heb ik wel altijd met andere ogen naar ome Sus gekeken. Zo stil en afwezig hij was, zo uitbundig was zijn echtgenote, tante Klaar. Ze ratelde aan één stuk door; voornamelijk roddels over dorps genoten en klachten over lichamelijke ongemakken. Van die laatste had ze er nogal een aantal. Ze was slecht ter been, haar gewrichten lieten haar in de steek en haar hart was zwak. Hartklachten: dat was het enige wat zij en ome Sus gemeen hadden. Voor de rest dreef het huwelijk op tegenstellingen. "Ik weet wel dat Sus me bedriegt", had tante Klaar een keer gezegd toen ik, twaalf jaar oud, op bezoek was. Mijn oom, die grimmig uit het raam staarde, keek niet eens op van deze ontboezeming. "Dat is omdat ik geen kinderen kan krijgen. Hij houdt er allemaal liefjes op na... ook al zegt hij van niet." Ik herinnerde me die zinnen plots zo helder, tijdens de grote schoon maak die ik - zoals voorgenomen zonder te klagen - hield in het oude huis. En dat allemaal door die enkele velletjes zenuwachtig volgekrabbeld papier die ik aantrof. De memoires van ome Sus. Eigenlijk mag het geen naam hebben, maar toch heeft deze vondst 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2001 | | pagina 47