volksaard en volkscultuur sterk verschilden van de Duitse.
In de jaren dertig schoof De Vries echter steeds meer op naar de
nationaal-socialistische cultuurideologie en rassenleer. Kort na de
Duitse inval in mei 1940 toonde hij zich nog geschokt en sprak via
de radio tot overzeese landgenoten van het 'bedreigde vaderland'.
Maar al heel snel tapte hij uit een ander vaatje; nu was er sprake van
het 'herboren Europa' en al in de zomer van 1940 publiceerde De
Vries een brochure getiteld Naar een betere toekomst. Hij werd vice-
voorzitter van de Nederlandse Kultuurkamer en leider van het Lette-
rengilde, redigeerde en publiceerde in tal van naziperiodieken. Zijn
toon in deze geschriften bleef in tegenstelling tot die van vele mede
scribenten bezonken en wetenschappelijk, maar niettemin volledig
afgestemd op de officiële ideologie. Een begunstigend SS-lidmaat-
schap in 1943 bekroonde de behaagzucht jegens de bezetter. De van
de Duitse volksaard afwijkende kenmerken van de Nederlander die
De Vries vroeger verdedigde, en de afkeer van traditioneel folklo
ristisch gewroet in het verre verleden bleken verdampt. Pangerma-
nisme was nu het devies. In Het herwonnen verleden (1944) stelde
Jan de Vries dat het verlies van het Germaanse bewustzijn had geleid
tot dominantie van twee feitelijk wezensvreemde elementen in de
Nederlandse beschaving: het christendom en het humanisme.
Het is niet vreemd dat De Vries het in 1944 raadzaam achtte het
vaderland te verlaten en naar Duitsland te vluchten. In 1946 werd
hij gearresteerd en geïnterneerd in Vught. Intussen was hij als hoog
leraar ontslagen. In 1948 oordeelde het Tribunaal van de Bijzondere
Rechtspleging hem schuldig aan ernstige intellectuele collaboratie.
Dat er tot in de bezettingsjaren tal van nuances bestonden onder de
Nederlandse, door volkscultuur geobsedeerde germanofielen blijkt
uit de lotgevallen van de Limburgse volkskundige Winand Roukens.
Niet alle romantici ter rechterzijde vervielen tot collaboratie. Ook
Roukens gewaagde zelfs gedurende de eerste oorlogsjaren van
psychologische rasverschillen, 'raskarakters' en de 'Germaansche
volksgemeenschap'. Maar de censuur van de Kultuurkamer weigerde
hij te accepteren. Tijdens de bezetting werd hij als leraar van een
gymnasium ontslagen wegens 'ondermijnende aktiviteiten en
provocerende Oranjegezindheid'. In het kort na de bevrijding tot
bevordering van culturele weerbaarheid en moreel herstel gestichte
Nationaal Instituut (in 1947 alweer opgeheven) kreeg Roukens dan
ook een mooie positie, evenals andere volkskundigen die niet fout
30