De ontwikkeling van Jan de Vries mate maatschappij en omgeving verder worden 'ontregionaliseerd'. Gelijkschakeling en globalisering brengen kennelijk eerder ver vreemding dan universeel begrip met zich mee, en vergroten sterk de behoefte aan een in plaats en tijd bepaalde, overzichtelijke identiteit. De sermoenen uit collegezalen dat het hier uitsluitend om construc ties en ficties gaat zijn uiteraard aan dovemansoren. Het gaat hierbij namelijk niet om wetenschappelijke vaststellingen, maar om sociaal- psychologische behoeften. Wetenschappelijke aanpak gepaard aan romantische, psycholo gische behoeften zien we duidelijk in de figuur van Jan de Vries (1890-1964), ongetwijfeld de belangrijkste volkskundige in Neder land tijdens het interbellum. Hij figureert prominent in Van Ginkels bundel. Uitvoerig wordt daarin de ideologische ontwikkeling ge schetst van de volkskundige coryfeeën uit het interbellum, zoals de antagonisten De Vries en Joseph Schrijnen, beiden uit academische hoek, en de eertijds befaamde popularisator Dirk Jan van der Ven. De Vries was sinds 1926 hoogleraar oud-Germaanse talen in Leiden, Schrijnen was verbonden aan de universiteit van Nijmegen. Alle drie zagen voor de volkskunde een nationaal-opvoedkundige taak wegge legd. Van dit drietal zouden echter alleen De Vries en Van der Ven zich in de oorlog tot trouwe collaborateurs ontwikkelen. Jan P.M.L. de Vries was zijn volkskundige vakgenoten vóór de Twee de Wereldoorlog ver vooruit. Obsessie met de 'herkomst' van volks geloof en allerlei tradities was hem vreemd, alsook het zoeken naar voorchristelijke, Germaanse oorsprongen. De Vries was veel meer geïnteresseerd in de functie van gebruiken en opvattingen in de hui dige 'volksgemeenschap'. Hij was niet minder dan zijn confraters een pleitbezorger van de waarden van de plattelandssamenleving tegen de corrumperende invloed van de 'stad', maar zocht anders dan navelstarende vakgenoten naar interdisciplinaire samenwerking met antropologen en cultuurhistorici. Ook propageerde hij moderne methoden. Het uitzetten van volkskundige vragenlijsten bijvoor beeld, en productie van een volkskundeatlas waarin verspreidings- kaarten van allerlei volkskundige fenomenen zouden worden opge nomen. Duitse methoden waren dit, en ze spoorden prima met de sterke pro-Duitse gevoelens van Jan de Vries. In publicaties uit het eind van de jaren twintig betoogde hij overigens dat de Nederlandse 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2001 | | pagina 29