Bezoek aan een verlaten eiland Wim Hofman De kaart die ik heb is oud. Het eiland is klein getekend, de namen niet te lezen. De stip die op een oog lijkt Kan een dorp zijn, maar evengoed een waterput. Het mondje is een baai. Het land is fel geel gekleurd. Het water blauw van een hemel in de zomer, van een winter als het vriest. Op de grens van water en land een zwart kruis. Daar moet het zijn: x. Geen mens te zien. Krabben komen uit hun holletjes, hoho, staan hoog op acht poten, pianovingers, rennen steeds maar een klein eindje. Staan plotseling stil, ze houden van syncoopjes. Zij wagen zich niet ver van hun huis. Ze sputteren een beetje als het water erin loopt. Meer niet. Wat dat betreft zijn ze murw of onverschillig of hard geworden. Menselijkheid is hen niet vreemd. Ze hebben meer oog voor andere dingen. 56

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2000 | | pagina 56