"Kun jij zwemmen?"
Ik haalde zo onverschillig mogelijk mijn schouders op.
"Jij kunt zeker goed drijven?" veronderstelde ik.
Toen het tot de jongen doordrong wat ik bedoelde, ramde hij zijn
vuist tussen mijn ribben. Ik schreeuwde het uit. Onmiddellijk draai
de een meester zich om en richtte vragend zijn hoofd op.
Ik had naast een van mijn vrienden willen zitten, maar de hoofd-
meester had me naast de Bolle gezet. Iedereen had de pest aan de
Bolle. Hij stonk, zijn boterhammen zaten vaak in een krant verpakt
en in plaats van een riem droeg hij een touw om zijn broek.
Daar kwam nog bij dat hij bij het raam zat en ik niet. Ik probeerde
hardnekkig aan leuke dingen te denken, aan de broodjes in mijn
rugzak en aan het geheimzinnige doel van de tocht. De Waliranda,
dat klonk goed.
Na een hele tijd rijden ving ik een glimp op van een haven - zwaai
ende kranen, silhouetten van schepen. Ik dacht een ogenblik dat we
door Rotterdam reden, maar besefte vervolgens dat Rotterdam niet
in België lag.
De juffrouw van de eerste klas was opgestaan en liep al lachend
en grappen makend door het gangpad. Ingespannen lette ik op haar
bewegingen. Zij had een lief gezicht, viel me op. Ik hoopte dat ze
iets tegen me zou zeggen, maar ze lachte alleen. Opeens bukte ze
zich en raapte iets op. Daarna zag ik hoe ze voorovergebogen een
stukje papier bestudeerde.
"Wie laat hier liefdesbriefjes slingeren?" lachte ze.
Het was raar voor een juffrouw om zoiets te zeggen. Ik vermeed haar
blik.
"Dat is van mij, juf," zei de jongen naast me.
"Ik geloof er niks van," zei ze, "Jij houdt alleen maar van snoepen."
Toen ze doorliep, fluisterde ik: "Heb je het gehoord, Willie?"
"Juffrouw van Zwieten heeft twee grote tieten, iedere tiet die weegt
een pond, de juffrouw in haar blote kont," was zijn antwoord.
Ik schoot in de lach, maar kon eigenlijk niet goed hebben dat hij
zoiets over haar zei.
"Je hebt zelf tieten, man."
Opnieuw een stomp. Nu was ik voorbereid. Ik haalde uit met mijn
rechtervoet en het gekerm kwam deze keer niet uit mijn mond.
Plotseling stond de meester van de hoogste klas naast me. Hij keek
niet vrolijk. Zijn zwarte haar glom angstaanjagend en zijn blik liet
me niet los.
34