en de absorptie van een zekere affectie die Lucie voor hem bleek te
hebben opgevat. Een genegenheid met een flauw aroma van zegen
rijke meststoffen, misschien opgewekt door de belangstelling die
Arco voor Lucie's kruidenboel veinsde, welke resulteerde in de op
dracht om haar minieme boekhouding terzake te behartigen. Zo
werd Lucie zijn klant, en maakte Arco jaarlijks debet, credit en
balans op van de beslommeringen in valeriaan, angelicawortel,
crategustinctuur, Hongaarse venkel, Sint-Jansolie, kattekruid ('kauw
de wortel en je durft alles') en karwijzaad ('bewaar het in je brand
kast tegen krakers'), die Lucie en Jacob geregeld met de driemaal-
daagse pont over de Schelde voerden, op weg naar afnemers en leve
ranciers van wie Arco Kaasenbrood tenminste de adressen bezat.
De pont! Die steigerschuit met de knalgele, hoog in de midscheeps
oprijzende brug met stuurhuisje, en een laaddek voor wel acht per
sonenauto's als de matroos goed mat en paste en de juiste aanwij
zingen schreeuwde... Nachten had Arco de afgelopen paar jaar wak
ker gelegen, met naast hem het zwoegen en zuchten van Magda, zij
diep in slaap, hij peinzend op het algehele onvermogen, de onvol
komenheid, de onnavolgbaarheid van iedereen en alles, de onmoge
lijkheid van wederzijdse kennis en wetenschap, laat staan van be
klijvend begrip; op het banale verraad van elke dag, de stille oorlog
van allen tegen allen, de voosheid van de steeds wisselende bond
genootschap j es en nu en dan, op momenten van een pure ondoor
dringbaarheid, op zijn eigen inwisselbaarheid en paradoxale trans
parantie. En dwars door deze woelingen voer altijd maar die knalgele
tobbe heen en weer, de onverstoorbare vice versa-bodem, perpetuum
mobile op gang gebracht door de luchtverplaatsing van o zo kleine
geheimpjes, achterklap, intriges en onaanzienlijk verraad. Ahasve-
rische aak, strontschuit in saffraan - enzovoort enzovoort. Gewoeld
had Arco Kaasenbrood, menigmaal opgestaan was hij om water
te gaan drinken; door het dakraampje had hij gekeken naar het be
dekte zwart of de siderische patronen in de klare hemel, een beteke
nisloze schriftuur, flauw pinkelend in het niets. In die lange door
waakte uren, tijdens de slapeloosheid waartegen geen tinctuur van
Lucie zou hebben geholpen, gesteld dat hij haar zijn probleem ooit
had durven toevertrouwen, was uit de kluwen van zijn overwegin
gen, verknoopter dan de aartsengelwortel zelf, het besef gerijpt dat
gerechtigheid moest geschieden. Iemand moest dood, bijvoorbeeld.
Jacob Boes? Magda, hijzelf? - Fictieve oplossingen vooralsnog, die
11