Kasteel L.
Jan j.B. Kuipers
Nog staat het overeind, maar
de verjichte toren trekt in de zaal
een scheur van gapend afscheid,
haastig sinds een eeuw.
Nog weet de baron met handpalmen
oude kalk van diners op het paleis:
'Uit Krasnapolsky haalden ze het eten,
in wagentjes kwam het over de Dam,
zo ging dat toen.' En jij ontwaart
in het hout over de gracht een geeuw
van iets van wezen, een aarzelen in
gewassen inkt tussen groen uitgeslagen
dunne stammen, neveliger neerslaand
in de regen en vapeurs van de geschiedenis
waarbinnen jij te droog staat, achter glas.