De bevrijding André van der Veeke Mijn vader vond het onzin om een derde deel van zijn weekloon op te offeren aan een onbestuurbare vliegende schotel van vilt, zoals hij een scoutinghoed omschreef. Daar kon ik wel inkomen, ook al werd er tijdens inspecties van gezamenlijke kampen vreemd naar me gekeken: wel een uniform maar geen hoed. Steevast fluisterde mijn leider dan iets in het oor van een onbekende hopman, vaandrig of oubaas. En daarmee was de zaak meestal afgedaan. Op een dag riep mijn leider me bij zich met de mededeling dat hij goed nieuws voor me had. Ik keek hem niet begrijpend en arg wanend aan. Meestal waren de zaken die hij in de aanbieding had van inferieure kwaliteit: een middagje onkruid kappen in de bush- bush voor het clublokaal, oud papier ophalen met de bedoeling om van de opbrengst fruitmanden voor bedlegerigen en bejaarden te kopen, het sjofele clublokaal opruimen omdat het bijna pasen was of simpelweg urenlang knopen leggen, stokken aan elkaar sjorren of fragmenten uit het werk van Lord Baden Powell in morsetekens om zetten. "Freek," zei hij - ofschoon ik voor de rest van de wereld Fred heette - "Freek, ik heb een hoed voor je." Verwachtingsvol keek hij op me neer om te zien hoe ik zou reageren. "Mijn vader zegt dat ik best zonder kan...," verweerde ik me. "Dat weet ik. De hoed waar ik het over heb is een tweedehandse. Hij kost je vader niks. Je mag hem zo hebben." "Moet ik hem dan niet eerst passen?" vroeg ik nog steeds aarzelend. Ik was zo gewend aan mijn 'status aparte', dat ik niet meteen en thousiast kon worden. "De jongen die hem gedragen heeft was van jouw leeftijd," was zijn tegenargument. "Heeft hij hem dan niet meer nodig?" vroeg ik. "Nee, hij draagt hem niet meer," antwoordde hij mysterieus. Later zou hij zich tijdens een gesprek met mijn ouders laten ont vallen, dat de jongen in kwestie gestorven was. De hoed had een jaar als aandenken in het padvinders-gebouw gehangen waar de scout zijn zaterdagmiddagen had doorgebracht. Met instemming van de ouders van de jongen had zijn leider contact opgenomen met de mijne, nadat deze hem een keer iets ingefluisterd had. Je hoeft geen hoed van een dooie op te zetten, vond mijn vader. Mijn moeder was het met hem eens. Zelf zag ik echter wel voordelen 25

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2000 | | pagina 25