"Nee... Nee, dat kan niet. Ik heb kanker... aan m'n been." Even stilte. Dan kleppert de brievenbus weer. "Hoe doet u uw boodschappen dan?" "M'n blindengeleidehond... Die doet m'n blindengeleidehond voor me." "Meneer Ter Horst..., ik ga even weg om te lunchen. Over een uurtje kom ik terug. Ik raad u aan om dan verstandig te zijn en de deur als nog te openen. Het is belangrijk..., zeker voor uzelf. U weet dat dit niet zo verder kan gaan." Er klinkt wat geluid van voetstappen bij de voordeur waaruit zou moeten blijken dat de man zich verwijdert. Maar meneer Ter Horst weet wel beter. Hij kent al deze trucjes inmiddels door en door. Lichtjes kreunend loopt hij door het gangetje naar de kleine slaap kamer en trekt een leren koffer onder het bed vandaan met een lang henneptouw aan het handvat gebonden. Hij opent de koffer even om met een snelle blik de inhoud te controleren. Dan loopt hij naar het toilet, opent het raampje en laat de koffer aan het touw naar beneden zakken naar het platte dakje zo'n kleine tien meter lager. Daarna volgt hijzelf in zijn lichaam langs de regenpijp omlaag. Als hij eindelijk moeizaam op de grond belandt, aan de achterzijde van het huis, kijkt hij snel om zich heen. Dan volgt hij de richting die Eolus waait. Zo gaat hij jaar na jaar, voortgejaagd door deze on barmhartige wereld. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2000 | | pagina 21