Vleugelhof land nooit een hoge vlucht genomen. Alleen in het eerste kwart van de 17de eeuw hebben in de provincie gelijktijdig een aantal belang rijke letterkundigen gewerkt, maar dat is nadien nooit meer voor gekomen. De Reinartdichter Willem heeft wellicht in het Land van Hulst gewoond, maar dat hoorde toen nog niet bij Zeeland. Een zeld zaam hoogtepunt in de vroege literatuurhistorie van Zeeland is het leerdicht de Strande (1611) van de Goesenaar Philibert van Borsselen die met dat gedicht het renaissancevers in de Zeeuwse letterkunde introduceerde. Maar er gebeurden meer belangrijke dingen, hoewel de schaal rela tief klein bleef. Ter ere van Jacob Cats werd in 1623 de Zeeusche Nachtegael samengesteld, een bundel verzen waaraan ongeveer twintig dichters, voornamelijk uit Middelburg, meewerkten. Eén van hen was Johan de Brune, die de belangrijkste Zeeuwse prozaïst vóór Betje Wolff zou worden. Later passeren grote namen, als Jacobus Bellamy, maar pas in de 19de eeuw bestond er weer zoiets als een letterkundig leven in Middelburg, al was dat toen kwantitatief belangrijker dan kwalitatief. Het Zeeuws heeft met al die ontwikke lingen op de achtergrond meegehobbeld, er werd geschreven in dia lect, maar niet structureel, en tot een blijvende Zeeuwse literatuur is het nooit gekomen. In de vergaderingen van de nieuwe taalcommissie (zo toepasselijk: in de schaapskooi van Ternisse) is wel gesproken over een mogelijke nieuwe geboorte van Zeeuwse literatuur na de erkenning, maar elke realistische basis voor dat soort van verwachtingen ontbreekt. Er zijn mensen die helemaal niets zien in een erkenning. "Ze kunnen het geld dat ze uit gaan geven voor dat dialect beter besteden aan het Nederlands-onderwijs. Aan leesbevordering bij voorbeeld. Dan zou niet de Zeeuwse literatuur, die toch niet bestaat, maar de literatuur in Zeeland er op den duur mee gebaat zijn," bries te een jonge Zeeuwse schrijver die me vertelde dat hij 'niets heeft' met dialect. Hij verklaarde zich een tegenstander van de huidige dia lectliefde ('modieus gedoe') en ik kon zijn scepsis wel begrijpen. De Zeeuwse literatuur bestaat niet in deze nieuwe eeuw, of het moet een enkel kort verhaal in het Bevelands van Lou Vleugelhof zijn en misschien een paar gedichten van Jan Zwemer. Er wordt wel meer 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2000 | | pagina 13