Voorwoord
In ons vorige voorwoord werd de oorlog om Kosovo op bescheiden
schaal gehekeld. Jan Bruijns schreef naar aanleiding hiervan een ver
ontwaardigde reactie. Deze ontlokte op haar beurt onmiddellijk een
wederwoord van de redactie.
Verder in dit nummer een verhelderend verhaal over vissen van
Thomas Elger en een gedicht van Jan van Seters. Dit laatste werd
geschreven naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van Johan
Everaers (proficiat Johan, het moeilijkste stuk komt nog!). De grafiek
is van Jan Verschoore.
Cees Maas leverde een reisverslag in over de hoofdstad van de
wereld, gelegen in een land dat altijd maar weer bombardeert en dat
zelf nog nooit een flinke beurt gehad heeft.
De belangrijkste bijdrage is deze keer van Lou Vleugelhof. Hij treedt
op als advocaat van een controversiële schrijver: Martien Beversluis.
Aanklager is (was) Adriaan Venema in zijn boek Schrijvers, uitgevers
en hun collaboratie.
Vleugelhof geeft in zijn essay een genuanceerd oordeel over werk en
leven van Beversluis en probeert aan te geven waarom deze schrijver
in de oorlog ontspoorde.
Fout zijn in de oorlog, hoe goed waren de Fouten en hoe fout waren
de GoedenDaar komt het steeds weer op neer.
Redactie
3