Wachten op de hemel Ingrid Verhelst Ze zeggen dat ik gek ben. "Het zot in de kop," zeggen ze. "Van de kaart, uit evenwicht, getroebleerd, kierewiet, van de wijs. Zonder kluts met haar hoofd in de wolken en haar voeten van de grond." En dan klakken ze met hun tong, toveren al schuddebollend een flauw glimlachje om hun mond, drinken hun glas leeg en vertrek ken. Ik mag ze natuurlijk niet allemaal over dezelfde kam scheren. Dat zou pas gek zijn. Er zijn er die best willen blijven. "Wat jij nodig hebt," zeggen die, "is een schouder om op uit te huilen," en om te demonstreren dat ze geen loze praatjes verkopen, knopen ze alvast hun jasje los. "Kom," zeggen ze, "hier!" Alsof ze het tegen hun kat hebben. Of tegen hun wederhelft. Omdat ik noch het ene, noch het andere ben, blijf ik zitten waar ik zit. In mijn huis heeft alles min of meer zijn eigen plaats. Ook ik. Meestal hurk ik op de vloer met mijn rug tegen de radiator. Warm in de winter, koel in de zomer. Net zoals het hoort. Het is een ouderwetse radiator. Een geribbelde. Perfect om tegenaan te schur ken. Doe ik dan ook. Zonder gêne. Ondertussen zitten zij te wiebe len op de rand van de sofa. Zullen ze of zullen ze niet? Uiteindelijk zullen ze altijd. Veertigplusservloerzitters zijn eerder zeldzaam. Benen te lang, knieën te stram. Veel gekraak. "Zit je lekker?" "Ja." "Echt?" "Echt." Ik weet wat er kan gebeuren. Ik weet wat er zal gebeuren, maar toch kan ik me niet beheersen. Heel lichtjes hel ik over en leg mijn hoofd op de mij aangeboden schouder. Ik weet waartoe dit kan leiden. Ik weet waartoe dit zal leiden, en toch kan ik de zucht van opluchting en welbehagen niet bedwingen. Die warmte, die geur, dat tegelijker tijd zachte en harde, die illusie van veiligheid Hoelang we daar zo zitten? Tien minuten? Twee jaar? Ik weet het niet. Ik wil het niet weten. Ik sluit mijn ogen en slaap. Tot er ineens een hand onder mijn trui kruipt. Of onder mijn rok. "Niet doen," zeg ik dan. "Een schouder is genoeg. Niet doen." Wil ik dat ze op houden, vraag ik mezelf soms af. Ja en nee. Een beetje nee. Veel ja. Waarom? Omdat het niet de goeie handen zijn. Omdat het niet de 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1999 | | pagina 28