ven had geopend: al ging het dan niet om werkelijke versmelting, meer en meer voelde het wel zo. Dieper en dieper kon hij met zijn magere lichaam wegkruipen in haar overvloedige, opbollende, bloe zende vlees; verdwijnen tussen de vetrollen, zich volledig overgeven aan een dij of een bil, zich laten verpletteren door haar kolossale buik, en hoe dikker Ria werd, hoe gelukkiger Van Wezenem zich weer begon te voelen - de zwaarte van haar borsten in zijn handen, de zachtheid van haar billen die nauwelijks weerstand boden aan zijn knedende vingers, de overvloed aan onderkin waar hij zijn ge zicht in begraven kon, nooit eerder had hij een dergelijke rijkdom gekend. Van Ria's kant gebeurde iets vergelijkbaars, al was het anders van aard. Van Wezenem begon steeds meer bij haar in het niet te vallen en haar lichaam nam zulke enorme proporties aan dat ze hem soms niet eens meer zag als ze de liefde bedreven. Van Wezenem ver dween; het voelde iedere keer meer, alsof het eenvoudigweg haar eigen lichaam was dat zichzelf geheel spontaan bevredigde - alsof Van Wezenem niet meer was dan een vleesgeworden gedachte in haar eigen lichaam. Zolang hij bij haar, in haar was, voelde ze zich gelukkig en volmaakt en ze was zichzelf genoeg, maar als haar kleine zuigvisje - zo noemde ze hem sinds die dagen - verdween naar zijn werk, of zelfs maar naar zijn kant van het bed, voelde ze zich direct weer hol en leeg en werd ze in steeds slepender, logger gang naar de koelkast gedreven. Haar geliefde zorgde er sinds die tijd voor dat die koelkast altijd rijkelijk gevuld was met zware, calorierijke spijzen. Van Wezenem draaide de sleutel om in het slot, deed de deur open en stapte naar binnen, hij pakte de post en de avondkrant van de mat en liep verder de hal in. "Joehoe, hier is je zuigvisje," riep hij vervolgens langs de trap naar boven, "nog heel even de krant en dan kom ik naar boven. Ja? Alles goed?" Hij wachtte het antwoord niet af, maar liep verder, de gang door, de huiskamer in, ging in zijn stoel zitten en knoopte de veters van zijn schoenen los. Met de krant op schoot, keek hij in het rond. De huiskamer was een puinhoop. Het was maanden geleden sinds Ria voor het laatst beneden was geweest. Sinds hij ruim een jaar ge leden de koelkast en magnetron in de slaapkamer had geïnstalleerd, was er voor haar steeds minder reden geweest om nog uit bed te komen, en aangezien zich ook in de badkamer boven een toilet 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1999 | | pagina 42