lukt zijn, realiseerde hij zich. Hoe het anderen lukte, om zonder het vooruitzicht voor iets groots te zijn voorbestemd, hun jaren vol te maken, begreep hij niet. Iedere dag zou zonder het Project immers hetzelfde zijn geweest, even grijs en leeg als alle voorgaande en alle volgende. Alleen volledig afgestompte mensen houden dat vol. Maar hij, Van Wezenem, was de dans ontsprongen! En hij had het allemaal aan zichzelf te danken, en natuurlijk aan Ria - maar zonder zijn unieke inzichten en enthousiasme zou Ria nooit zover gekomen zijn. Geen ander had haar tot haar huidige hoogten kunnen opwer ken. Daar was hij van overtuigd. Het zong in hem, een grijze last was van zijn schouders gevallen en voor het eerst in jaren voelde hij zich weer opgewonden als een kind - zoals hij zich had gevoeld de avond voor zijn tiende verjaar dag. Een kroonjaar, was het toen door zijn hoofd blijven suizen, een kroonjaar, pas als hij vijftien zou worden, zou dat volgens oma weer gebeuren, en vijftien was toen nog onvoorstelbaar ver weg geweest. De gedachte aan de gloednieuwe fiets die in het schuurtje op hem stond te wachten - stiekem had hij er al een glimp van opgevangen - bezorgde hem buikpijn; buikpijn van de heerlijkste soort, de soort die hij ook nu weer voelde en koesterde. Gaat heen en vermenigvuldigt u was deze keer het refrein waaromheen zijn gedachten verwachtingsvol rondbuitelden. Er ontstond als van zelf een melodietje omheen en voor het eerst in jaren betrapte hij zichzelf erop dat hij fluitend over straat liep. Heel even, voor even terugdenkend aan wie hij de afgelopen jaren geweest was, schrok hij ervan, stokte het fluiten, verstilde zijn ferme pas, maar al bijna direct pakte hij de nieuwe draad weer op. Hij wist dat het zou gaan lukken. Het kon niet anders. Een solide ge voel van vertrouwen leidde zijn voetstappen. Hij was een man met een doel en als een pijl uit een boog ging hij van nu af aan op dat doel af. Sommige van de mensen die samen met hem in de bus zaten die dag of die hem die middag over straat zagen lopen, vonden het een merkwaardig gezicht: zo'n klein en vreselijk mager mannetje, al kalend en grijzig, een beetje pluizig, en dan toch met zo'n trotse triomfantelijke blik en uitstraling. Hij had iets potsierlijks en zelfs ongeloofwaardigs over zich, vonden ze - en zelfs op een bepaalde manier iets gejaagds, iets vreemds, dat ze licht beangstigde. Alsof hij met open ogen en vol enthousiasme zijn ondergang tegemoet ging 38

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1999 | | pagina 38