pijn vanzelf je tenen uit." Zo waarlijk helpe mij God, voeg ik er bin nensmonds aan toe. Terloops deel ik zwager R. in vertrouwen mee, dat ik in tegenstelling tot hem geen pintje kan drinken. Ik rijd. Hij overtuigt mij bondig van zijn gelijk. Voor het eten kan je er onge straft een paar drinken. We zetten ons aan tafel voor koffie en gebak. Ik bestel pils. 't Is half vier. Bij de serveerster informeer ik nonchalant grappig waar het videoscherm staat opgesteld. Het meiske zegt er niets van te weten en neemt zich voor hiernaar te informeren. Ik kan er nog om lachen. Voetbal schijnt hier niet te bestaan. Niets doet mij eraan herinneren. Slechts in mij brult de Duivel 'Hup Holland Hup!' Ik kijk naar het zilveren bruidspaar. Ook proosten doet men hier niet. Dan maar op de goede afloop Proost! De spanning in mij heb ik even onder controle, 't Is hier een drukte van jewelste. Hapjes en drankjes voor het pakken en een schitterend uitzicht, waaraan ik mij laaf zonder tot het uiterste te hoeven gaan het voetbalgemis te verdringen. Mijn vrouw vermaakt zich. De kinderen bied ik aan een stukje te gaan wandelen rond het haven hoofd. Buitengekomen loop ik rechtstreeks naar de auto en zet mijn Oran jepet op. Bevrijd, los van corrigerende ogen, barst in mij het onge loof over mijn wonderlijke situatie in al haar groteske hevigheid los. Mijn passie voor voetbal wrikt zich tomeloos omhoog uit spelonken van Fatsoen. De kinderen rennen met de krijsende meeuwen mee naar het puntje van de pier. Wat een geestdrift! Reikhalzen en ge nieten zonder breidel, angst of straf geweten. We gaan zitten op de basaltblokken en keuvelen wat over bootjes, vissersfuiken en brui loftpartijtjes. Onze oudste dochter vraagt mij waarom zij de enige kinderen zijn op het feest. Ik leg haar uit dat de andere kinderen na het eten komen. Op het daaruit voortvloeiende volgende 'waarom' moet ik het antwoord schuldig blijven. Ik wijs hen op het betrekken van de lucht, visdiefjes die hun vaardigheden tonen en laat een frisse bries mij de zee proeven en toch ruik ik kortgemaaid, gewit- kalkt gras. De receptie loopt op haar eind. Het is bijna half vijf. De ceremonie meester neemt de microfoon ter hand en kondigt de gastheer aan, die, mede namens zijn vrouw, zijn dankwoord richt tot de in groten getale toegestroomde gasten. Vanavond worden er nog eens tachtig verwacht. Het is een warm en vooral positief gevoel, wat hij en zijn 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1999 | | pagina 18