tijd tot tijd kijken ze om, om te zien of ook vanaf daar de tekst nog leesbaar is. Gerustgesteld door de stilte, voelend dat de stad in diepe slaap ver zonken ligt, nog steeds in de ban van hun verboden onderneming, halen ze de verf weer tevoorschijn als ze bij de massieve muur van de zeewering zijn teruggekeerd. Gideon begint klein, in bijna onleesbare letters, maar dan haalt hij uit, en iedere letter wordt nog natter en witter en groter neergekalkt dan de vorige - It's not Christ mas time, it's Armagideon time - vrij naar een songtekst van The Clash. Gideon zat in mijn klas. Net als Erwin, Henk, Ivo en Dries Peene. In de pauzes klaverjasten we in de kantine van de school - een hou ten noodgebouw op het schoolplein, met opbollende zachtboarden platen langs de muren, platen waar je je vinger dwars doorheen kon steken; vochtige zwarte randen, als ziek tandvlees, tussen ramen en kozijnen; de lucht bezwangerd met de geur van vulkoek, soep en wc. In mijn herinnering druipt het condens er eeuwig langs de ramen omlaag, en de kantinebaas - we noemden hem altijd wat omslachtig 'dat kleine dikke vieze mannetje met die peuk in z'n bek' - de kantinebaas hangt eeuwig boven zijn toonbank, almaar die zelfde draaiende beweging met zijn groezelige vaatdoekje over het afgesleten formica makend. In tussenuren en na schooltijd gingen we naar De Pauw, om te flipperen en friet en frikandellen te eten. De vette lucht drong diep door in onze kleren en we ademden haar in, raakten ervan door desemd. Langs onze puberale puisten kwam het vet weer uitbundig naar buiten zetten. De leraar Nederlands weende nog om bloemen in den knop ge broken, en was een god in 't diepst van zijn gedachten. Vol overg ave las hij voor - eerst fluisterzacht voorzichtig de zinnen proevend, en dan met luidere, met verheven stem, gedragen, zingend, bedreef hij teder de liefde met het boek dat opengeslagen voor hem lag; even opkijkend, zijn al licht grijzende haar wegstrijkend van voor zijn ogen; als een samenzweerder de klas in kijkend, om, als zijn blik weer op ons afschampte, snel weer veilig terug het boek in te duiken; en hij wérd Anton Wachter, blozend verliefd op Ina Damman; en hij bulderde als Bint; of hij glunderde, als was hij de Uitvreter die naast Bavink op den dijk bij Veere gezeten de zon oranjespiegelend langzaam in 't water onder ziet gaan, 't water dat 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1998 | | pagina 24