Thuiskomst
Een oefening in grand guignol
Paul van Leeuwenkamp
Precies op het moment dat het autoklokje van 17:59 op 18:00
sprong, draaide Johan met gierende banden de straat in waar hij
woonde. Het was een lange straat, waarin het zwarte asfalt tussen
de brede trottoirs lag als een duistere rivier, die, ook al was het op
gehouden met regenen, Johan leek weg te spoelen van zijn bestem
ming. De kilometerteller gaf aan dat hij veel te hard reed, maar dat
feit was gereduceerd tot een dwaze wijzer en een aantal leugenach
tige cijfers, want Johan bleef op dezelfde plaats stilstaan, ter hoogte
van precies dezelfde woning met precies dezelfde linde er voor. En
ook het voortdurend veranderen van de kleur en het model van de
auto die voor dat huis stond geparkeerd, kon de monotonie van de
straat niet doorbreken. Want in Johans opgejaagde geest was ook
die auto teruggebracht tot één en hetzelfde ding: dè auto.
Toen doorbrak een late zon het wolkendek. Het licht verdubbelde
zich in plassen en ruiten, en plotseling was de onbeweeglijkheid
van de omgeving verdwenen. Alles flitste aan Johan voorbij, alsof
hij voortsuisde in een of andere achtbaan. Hij minderde vaart en
keek weer op het klokje. Het was nog altijd 18:00, maar dat kon het
niet lang meer blijven. Hij zou het niet halen! Het zweet brak hem
uit en ondanks zijn snelheid zag Johan dat de bewoners van de
straat voor hun ramen waren samengestroomd, aangetrokken door
het lawaai dat zijn auto in de verder doodstille straat veroorzaakte.
Het gat in de rij geparkeerde auto's gaf Johan opnieuw de impuls
tot handelen. Gierend remmend schoof hij zijn plekje voorbij,
kwam toen tot stilstand, schakelde naar de achteruit en parkeerde
de auto slordig in. Met een doffe bons kwam hij tegen de auto van
zijn buurman tot stilstand, het linker achterwiel ver op het trottoir.
Onhandig met zijn attachékoffertje manipulerend stapte hij uit. Hij
sloeg het portier dicht, graaide in de zak van zijn colbertje naar de
huissleutel en rende, zijn blik op zijn horloge, naar de voordeur.
Op dat moment werd het 18:01.
Even bleef Johan staan, starend naar de punten van zijn zwarte
schoenen, toen sjokte hij met omlaaghangende schouders de laat
ste twee meter naar de voordeur. Langzaam opende en sloot hij de
deur, zette zijn koffertje neer en trok zijn colbertje uit. Onder zijn
oksels waren grote transpiratievlekken en walmde een scherpe geur.
9