Dichterschap en maatschappelijke realiteit
hier is slechts simpele vervulling van uur tot uur. Daarom kan hier
wonen, wie zich aan zijn werk vergeet.
Wie hier thuis hoort, dat is wie zich, volkomen verloren, over zijn
werk buigen kan en soms zal hem dan de genade gegeven worden,
dat het wonder vanonder zijn handen opstaat. Wie hier thuis
hoort is hij, die deemoedig luisteren kan, luisteren en volgen,
en die dan soms, opeens, de zuivere schoonheid ontmoeten zal.
Zodanige mensen komen hier niet om de oude geveltjes en de
historische curiositeit, waarvoor de bussen met de ééndagskijkers
komen, ze zijn hier om het stille licht en de oneindige wijdheid
van de Zeeuwse wateren, om de volstrektheid der grote Gezichten,
zij zijn hier om hetzelfde, dat de eeuwenoude ogen van de Dom
zien en dat ontdoet van alle tijdelijkheid, van alle rommel en
kleverige hindernis, die het zuivere werk belemmert en verstikt.
Veel van Van Schagens prozagedichten zijn meditaties vol her
halingen die nooit monotoon worden omdat ze de werkelijkheid
eindeloos variëren als het breken van de lichtspiegel op het zee
oppervlak. Gedichten als 'Voor Rogiertjes moeder' met de herhaalde
inzet: "Toen wij het wisten" en daarna "Rogier, dat is..." en ten
slotte "een heiden zal hij zijn..." en het gedicht 'Litanie' met de
steeds herhaalde aanroepingen: "maak ons eentonig..., maak ons
gewoon..., maak ons langzaam...," en verder, het zijn teksten die
nog steeds de spanning weten te behouden en zo leesbaar alsof
ze vandaag geschreven zijn. Dat komt m.i. door het spontane on
gekunstelde taalgebruik dat springlevend is van alledaagsheid en
daardoor gevrijwaard blijft van de extatische toon van veel gods-
lyriek en sociale bekommernis die in de jaren na de Eerste Wereld
oorlog en vogue waren.
Kenmerkend voor de persoonlijke problematiek van zijn dichter
schap is de pijnlijke breuk die Van Schagen voelt tussen zijn dich
terschap en zijn sociaal-maatschappelijke status. Dichterschap staat
voor vrijheid, openheid, ziel, trouw aan zichzelf, terwijl de maat
schappelijke positie onechtheid, maskerade en vervalsing betekent.
Deze banale werkelijkheid treft hij met de meest banale woorden
die denkbaar zijn. Een gedicht waarin dit gebeurt heet dan ook:
33