veertig jaar later toen hij zijn intieme belijdenissen prijs gaf. Maar ik dwaal wat af zoals een goed verteller doet om wat persoonlijke kleur aan zijn verhaal te geven. Mijn neef Pier en ik hadden het vermetele plan opgevat om met de kano naar Veere over te steken. De belangrijkste hindernis die we daarvoor moesten nemen, was de Sloedam. Tegen de Sloedam aan lag aan de kant van de Wester- schelde een groot stuk aangeslibd land, een woest en ruig gebied van schorren en kleibanken, doorsneden van meanderende kreken die zich bij vloed volzogen met leemkleurig water. We hadden geluk. De slikgronden lagen droog, eb had het water teruggezogen naar zee. Wij hieven de kano op onze schouders en waadden door slikken en kreken naar de Sloedam. Die was niet breder dan de som van een spoorbaan en een tweebaans autoweg. Er tufte af en toe een autootje over en een paar keer per uur een trein met een vrien delijke rookpluim. Gevaar had toen nog een vriendelijk gezicht dat van veraf te zien of te horen was. Met een brandende zon en een Zeeuwse bries in de rug koersten we in de richting van de Kamp- veerse toren. Die dikke donkere balk op de horizon was onze be stendige gids. Eindelijk schoten we, hongerig en vermoeid van urenlang peddelen, schuimend het haventje binnen. Enkele meters van de kade maakten we ons gereed voor de sprong aan land. Zon der overleg zetten we ons af in de kano, gelijktijdig, waarschijnlijk in ons enthousiasme omdat we de eindstreep gehaald hadden, en we probeerden op de iets hoger gelegen kade te springen. Maar de kano kapseisde en liet ons een duik nemen in de havenkom. We spartelden wat rond en krabbelden met de geredde kano op zijn buik aan de kant. Er waren nog geen toeristen die boe riepen, applaudisseerden of filmden. Er was alleen een Veerse visser die ons stond te monsteren als exotische vissen. "Julder hluk da je kan zwemme, d'r is ter pas noh êên verzope. Tis ier stik die'pe." Einde verhaal. Maar er is een kort vervolg. Toen ik mijn vriend Frans Babylon van dit natte avontuur verteld had, kwam hij kort daarop bij me met een tekening die hij van de dichter Van Schagen had gekregen. Hij deed hem mij cadeau. Uit vriendschap als herin nering aan mijn Veerse avontuur. Het was een pentekening van een uitzicht op de haven van Veere. Geen gedicht zou in staat zijn zo'n volkomen alomvattend beeld van het wonderlijk samentreffen van zee, land en water op te roepen. Van Schagen toont zich in deze tekening een dichter onder de beeldende kunstenaars; met minu- 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1997 | | pagina 30