En ik, levend aan vaders voet, was een uitverkorene. Andere kinde ren leefden in huizen zonder heiligdom. Die hadden natuurlijk ook wel iets. Dat gunde ik ze ook. Die gingen bijvoorbeeld naar de kerk. Maar alleen op zondag en bovendien is een kerk geen bibliotheek. Zo'n kerk heeft maar één boek. Dat wist ik van mijn vader. Daar vul je écht geen hemel mee, al dachten ze dat dan. Nog in geen duizend jaar, zei vader. Wij waren socialisten, en alleen over dat socialisme had vader al zes boeken, rooie boekdelen, van ene Quack, 'De Socia listen'. Uitverkoren was ik. Alle verhalen uit de eredienst richtte hij tot mij Maar was was nou mijn functie? Was ik een koorknaap, of werd ik opgeleid om later Ik heb niet alles echt op rij. Wat het eerste van die plank omlaag kwam, via de stem van vader, weet ik nauwkeurig niet meer. Mis schien Dostojewski. Dostojewski was het grootste genie aller tijden. En hij was zo'n genie omdat hij ziek was. Hij had de vallende ziekte. Dat was voor een schrijver iets fantastisch: je werd er koortsig van. Die boeken van Dostojewski waren dan ook koortsig, en revolutio nair, van begin tot einde. Als je ze ging lezen gloeide je mee. Ik zou dat nog wel merken als ik ze zelf ooit las. Nu waren de Russen, als ze gingen schrijven, al koortsiger dan gewone mensen. Dat hoorde bij hun aard. De Russen waren Slaven, maar slaafs waren ze niet. Van daar die revolutie. Maar Dostojewski, door zijn vallen en opstaan, had dat het meest. Die had bijvoorbeeld een boek, Herinneringen uit het ondergrondse, dat achter elkaar, echt in je reinste koorts, maar doorging met steeds dezelfde man die in zichzelf bleef praten daar in dat ondergrondse waar hij zat opgeborgen. Of praten was het niet. Het was meer een kankeren, maar héél knap. Als iemand zo kon kan keren, was hij een genie dan werd hij ook onsterfelijk. Die man in dat ondergrondse was vooral boos om het feit dat 2 maal 2 steeds 4 was. Dat vond hij een belediging. Dat zou niet mogen zijn. En alles wat er mis was met Rusland, met de wereld, en met de mensen buiten zijn kamertje, zijn ondergrondse plek, zat in dat 2 maal 2, dat altijd maar weer 4 was, en dat in zijn zelfvoldane vadsigheid de weg totaal versperde. Des duivels was die man, en vader gaf hem gelijk hoewel mijn vader ook wel vond dat 2 maal 2 toch 4 bleef, hoe boos je ook werd. Duidelijk was het niet, maar indrukwekkend. Die Rus sen en hun onsterfelijke koorts. 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1997 | | pagina 22