Emma Crebolder
Vos
I
Men maakte mij Chimène
in Corneilles Cid,
niet hem maar diens vader
had ik lief, op zijn knie
tussen de coulissen.
Door de rol van oude dame
in Tartuffe, leerde ik vroeg
bevend met een stok
het toneel betreden, ik droeg
een vosje om de hals, klauwen
bungelden op mijn borstjes.
II
-Het krinkelende, winkelende
ding-
blijft achter op de kriekeput,
de golven dragen meeuwen aan
en zout op mijn gezicht.
Mijn koffers zijn gevuld
met kaas en boter.
Als ik ze in een achterkamer
openklap, rollen grasmatten
naar buiten. Het dorp en hof
zijn weggevaagd, ik sla
-Het vijfde zegel- open
en het vreemde woorden
woordenboek, en zoek
wat metafysisch is,
mijn hol krijgt zoetjes
aan contouren.
lil
ll< wilde ook liedjes maken
op Grimbeert en Tibeert,
maar Lybeert doorkruiste
de zang, Vermandei zag zich
voor Vermandois aan en Rot
tier wilde Nobel zijn.
Allen zouden de dichter
aanklagen, ze zouden
zich het vuur in de kousen-
fabriek en in het vlas gaan
herinneren -het brandglas
lag in dezelfde
hand als deze zinnen,
zoals het verblindt-
zouden zij voor het hof
zeggen, -geen twijfel
zij is van dit dorp
wij zullen haar verjagen-.
Maar Everaerd en Dobbelaar
wilden wel Hersinde of Coppe
zijn. Zij hadden niets te
verliezen dan mooie woorden.
Illustratie: Typex
14 Ballustrada