op bezoek te gaan bij Lodon in Hotel
lllyria, nu zijn toestand naar verluidde
snel en drastisch verslechterd was. Het
geheim van zijn ziekte was eerst publiek
en vervolgens noodzakelijkerwijs oninte
ressant geworden. - Ik had hem zelfs
een briefje geschreven, maar dit onmid
dellijk weer verscheurd, waarna ik de
snippers vol wroeging in mijn prullen
mand liet dwarrelen. Ook het contact
met Eulalia werd niet voortgezet. Ik was
haast nooit meer thuis, maakte in het
kielzog van Madame Solowoyow toch
ten naar pittoreske bergdorpen, verval
len kapellen en resten van antieke tem
pels, waar zij in de late namiddag graag
fragmenten reciteerde van hoogdraven
de schrijvers, rondwarend tussen de
steenhopen, breed gesticulerend met
boek en parasol.
Op een avond trof men mij toch thuis.
(Dat was kort nadat ik, na een volle
week in de dorre heuvels door Helios
gebeukt te zijn, bij Madame Solowoyow
was binnengestormd, met een vaag
maar dringend verlangen achter haar
theosofisch gewaad door te dringen.
Geen gewauwel meer over Venus-Mars-
conjuncties en lunaire magnetismen!
Maar de aanval verzoop in Madame's
gekwetste, lichtblauwe, wijdopen blik.
Ik had sterk de indruk dat haar verbijste
ring niet zozeer mijn streven gold als wel
het feit dat het niet om een initiatief van
haarzelf ging. Ik gooide de deur weer
achter me dicht, liet haar achter met
haar perverse triomf die ik nooit zal
bevatten, en wist dat ik geen voet meer
in dat huis kon zetten.) Een boodschap
penjongen gaf bij de deur een bood
schap voor mij aan mijn hospita af. Van
Lodon! Ik rukte het papier ongeveer uit
haar handen en rende ermee naar
boven. Het bericht was een gedrukte
uitnodiging om de Opstijging der Luna-
vis bij te wonen, als een der gasten op
de speciale tribune die zou worden
opgericht. Ik keek naar de datum: die
klopte met de dag die Lodon destijds in
Hotel lllyria had genoemd, en lag nog
maar enkele weken in het verschiet. Ver
bluft liet ik de uitnodiging zakken. Ze
maakte een onuitwisbare, sinistere
indruk op me.
Die nacht sliep ik onrustiger dan ooit.
Misselijk van wanhoop schrok ik wakker
uit een nagedroomde, verre jeugdherin
nering. De tuinman maakte na een
strenge winter onze vijver schoon en
schepte de ene na de andere dode kik
ker uit het onlangs ontdooide, nog ijs
koude water. Bolrond waren de kikkers
geworden; dwaas en stijf uitgestrekt sta
ken hun poten uit de tonachtige rom
pen. Bekken en ogen stonden open, als
of de kikkers ademloos wachtten op het
sein om in een flits weg te springen. Ik
pakte er één op van het stapeltje dat de
tuinman had gemaakt, voelde de
gespannen en tegelijk verslijmende huid
en wierp het kadaver plots kokhalzend
van me af. Het landde ver van het sta
peltje, ergens tussen de struiken. De vol
gende dag had de voorjaarszon het lijkje
veranderd in een donkerbruine leren
zak, die geen enkele gelijkenis meer ver
toonde met de kikker van gisteren; nog
enkele dagen later kon ik het kadaver
niet meer vinden.
Zoals hij al eerder uit het stadsbeeld was
verdampt, ontvlood Lodon ook Hotel
lllyria, pal na het verzenden van de uit
nodigingen. In wanhoop en doodsangst
- of inktzwarte triomf? Zijn mensen en
vele rekeningen bleven achter. Het
gezelschap van de illusionist werd na
een dag of wat met veel misbaar uit het
hotel gegooid, en viel onmiddellijk als
zand uiteen. Enkelen werden vastgezet,
de anderen haastten zich in verschillen
de windstreken uit het gezicht.
Kort voor mijn eigen vertrek beklom ik
nog eens de luliusheuvel, tot ver boven
Madame Solowoyows appartement.
Voorbij alle bebouwing ging ik op een
grote steen zitten en wachtte tot de
rode en zwarte vlekken uit mijn blikveld
waren weggedreven, en mijn hart tot
rust was gekomen. De stad strekte zich
onder en voor me uit. Ik keek over de
rivier, sprong van oriëntatiepunt naar
oriëntatiepunt, van de Dom naar het
Oude Paleis, langs spitsen en dakenrijen,
tot ik de dubbele toren van de H. Geest
kerk ontwaarde.
Het door crediteuren kaalgepikte staket
sel van de Lunavis kon ik niet meer
onderscheiden. Lodons bouwsel leek
alsnog ontstegen, versmolten als het
was met de andere blauwgrijze vermoe
dens van de overkant.
C. Maas
De Tevredenheid
Boerin springt in de regenbak
boer hangt aan de balk
boerenzoon is klemmend zat
het hof heet De Tevredenheid
Konijnen
Eenmaal per drie jaar gaan
alle konijnen dood je
vond ze overal
maar je huilde nooit want
je wist van je vader
eenmaal per drie jaar gaan
alle konijnen dood
8 Ballustrada