De Maantruc van lodon Meer dan twintig jaar geleden verbaas de Lodon de toeschouwers al met een boom, waaraan op zijn teken spontaan sinaasappelen begonnen te groeien. Men meldde dat hij bij een andere gele genheid een kind door de lucht had laten zweven; en de Parijzenaars - of waren het de Weners? - waren door hem verrast met een automatisch pop penhuis, dat een week na het vertrek van de meester nog stond te tikken en te klikken, hoewel naar verluidde geen veer of mechaniek aan de constructie te bespeuren was. Welke andere wapen feiten nog vermelden, Lodons Mannetje aan de Trapeze? Zijn vaak herhaalde Wonder van de Drenkeling? Als illusio nist was hij sinds decennia onovertrof fen, maar tegenwoordig hanteerde monsieur Lodon, zich omringend met gesluierde nimfen, theatermachinisten, een bouwmeester en een cimbalist om in de stad de diverse aankondigingen luister bij te zetten, een nog aanzienlijk breder palet. Zijn goochelarij had nu definitief de grens met het onzienlijke overschreden, meldde de laatste pro spectus; maar Lodon afficheerde zich tegenwoordig behalve als mystisch artiest ook nadrukkelijk als scientist, hij had immers het Illusionisme tot een zaak van wetenschap en trefzekere wis kunde verheven, nu de geloofwaardig heid der magie door het voortschrijden van de natuurkennis geheel teniet is gedaan'. Op vrijwel elk terras in de stad kon je van die prospectus een bedui meld exemplaar vinden; de nimfen trok ken op gezette tijden dansend rond, voorafgegaan door de cimbalist met zijn gevreesde bekkens en doodgraverskos tuum; talrijke aanplakbiljetten, die elk leeg stuk muur in het oude stadscen trum leken te beslaan, vestigden de aan dacht dwingend op 's meesters specta culaire nieuwe project, onovertroffen en nimmer vertoond: de Lunavis van Lodon. Zelf had ik me naar deze zijde van de Alpen begeven, niet uit flamboyante rusteloosheid of de drang ook maar het kleinste wonder te verrichten, maar uit Jan J.B. Kuipers het eenvoudige verlangen naar opluch ting en verademing. Thuis leken uitein delijk alleen mist en kolendamp voor handen. Hier daarentegen was licht, warmte, hoge helderheid en transparan tie. Helemaal letterlijk kon dat alles niet worden opgevat: rond het middaguur plakte het boord aan je hals, siepelde het zweet je langs de zijden, was het op de pensionkamer niet te harden en sneed de stank van de modderbruine rivier je de adem af. Maar ruime, koele koffiehuizen genoeg, arcaden, overhuif de terrassen. De verademing gold meer de afgeworpen last van de altijd accu mulerende en tegelijk uiteenvallende kennis, van het sloven in leeszalen en aan schrijftafels. Hier, aan deze Cisal- pijnse modderstroom werd mij - toch nog onverhoopt - de mogelijkheid van leven en doorgloeide ervaring geboden. De onbarmhartige zonneschijn liet mijn hoofd soms galmen, maar had ook een narcotische, bevrijdende uitwerking. Zolang ik me herinnerde was me het schaamrood naar de kaken gestegen, wanneer ik als mijn hoedanigheid 'let terkundige' meldde, en nu pas leek ik te bevroeden waarom. Trouwens, wat had ik anders al die jaren moeten opgeven: non-valeur, door de familie ondersteun de, remittance-man? We waren hier met velen uit het Noor den neergestreken: onbestemde intel lectuelen, renteniers, kunstenaars, rijke toeristen. Dagelijks zaten we op onze gietijzeren, witgelakte stoeltjes, genoten onze koffie en apéritief, brachten stee vast het onderwerp Lodon ter sprake. In het nieuwe, nog naar de verf ruikende Hotel lllyria had hij zich met zijn hele menage gevestigd; vanuit de ramen der afgehuurde suites had hij een prachtig uitzicht over de rivier en de oude stad, waar op een braak terrein bij de barokke H. Geestkerk zijn Lunavis - koopmans- achtige samentrekking! - al aardig vorm begon aan te nemen: een enorme, kubusvormige optrek van doek en lat ten, met kabels en touwen nog aan de wereld geankerd, zich dag na dag verder oprichtend, tot hij in afmeting niet onder zou doen voor de middeleeuwse stadspaleizen, de gekanteelde woonto rens waarvan er zich zoveel in het cen trum verdrongen. 'Kent u Schlegels passages over de taak en de kracht van de verbeelding? Over de freie Selbstweihung van de nieuwe Brahmanen - de kunstenaars?' Ik knikte maar, want inderdaad stond me daaromtrent iets vaags voor de geest. De mist en dampen van daarginds onttrokken de instabiele berg van mijn kennis aan het gezicht; mijn nieuwe, klare en lichte bestaan leek met een ravijndiepe cesuur van mijn oude gescheiden. Het idee van de voortbewe ging had hij ontleend aan Cyrano de Bergeracs Histoire comique des état et empire de la Lune et du Soleil, vertelde Lodon me vervolgens met een stalen gezicht. Toen ik de kleine lezing bezocht die hij op woensdag- en zondagmidda gen hield in de afgeknotte kegel van canvas aan de voet van de Lunavis, was zijn oog op me gevallen. Ik drong na de voordracht - wonderlijke mengeling van scherts, quasi-filosofische uitweidingen, professionele herinneringen en wapen feiten, afgemaakt met enkele eenvoudig ogende maar sublieme goocheltrucs - niet begerig om hem heen met vleierij of spitsvondig vertoon, maar hield me op de achtergrond, gedroeg me alsof we hier werkelijk in een academisch audito rium waren in plaats van in een circus tent. Het onafwendbare gevolg van mijn aanstellerij was een persoonlijke rondlei ding langs de aan een zijkant van de tent opgestelde werktekeningen en het kartonnen modelletje van de Lunavis. Bij die gelegenheid keek ik Lodon per ongeluk even in de licht befloerste ogen binnen hun oevers van groef en cra- quelé. Achter de neutrale blik van de maïtre ontwaarde ik een eindeloze kaal slag van doodgelopen paden, woord breuk, begane zonden, ondergaan onrecht, een vruchteloos wachtende oude moeder, theepot en koekjes onder handbereik, gebroken verbintenissen en verschimde dromen; dat alles gedrenkt in een loodgrijze atmosfeer van berus ting. Het was alsof ik in een spiegel keek; de goochelaar kon zijn eigen ziel - eleven zonder moeite van mijn gezicht aflezen en vatte terstond genegenheid voor mij op. 'De Bergerac?' mompelde ik. Ballustrada 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1996 | | pagina 53