de toch zijn waardigheid te behouden. 'Geef nu mijn koffertje' zei hij met ingehouden stem. 'Ik heb honger.' Met opgeheven hoofd verlieten wij de leeszaal. Drie paar verontwaardigde ogen prikten ons in de rug. Door een lange gang liepen we naar de trap. Aan de muren hingen schilderijen met afbeeldingen van letterkundigen die ons verwijtend nakeken. Ik voelde een onbedaarlijke lach in me op komen en voor het eind van de gang barstte ik in een waanzinnig gegier uit. Half stikkend, dan weer bulderend van het lachen vond de opgekropte spanning een uitweg. Als een razende rende ik tol lend de vele trappen af, steeds linksom, tot de hele omgeving als een molen in mijn hoofd ronddraaide. Ik veroorzaakte wervel winden op plaatsen die nooit een zuchtje tocht gekend hadden. Overal waaiden deuren open en werden mensen op draaistoelen naar buiten gezogen. Schilderijen werden van muren gerukt, Viruly vloog als een straal jager door de gangen en miste op een haar de koffiejuffrouw. Ik zag Martin Beversluis, in innige omstrengeling met Dignate Robberts, met de onverschrokken blik van een SS'er vastgeklemd tussen de 3e en 4e verdieping, bedreigd door Adriaan Venema. Alle stoppen sloegen door. Op de bovenste etage holden de drie dames krijsend achter stapels dossiers aan die uit hun archiefladen waren gezogen en als een gele sneeuwbui door de geopende ramen Den Haag in werden geblazen. A. en ik gilden van verrukking en riepen tegen de telefoniste: 'Wim Hessels is niet dood! Hij leeft.' Boven ons stortte het gebouw in en we maakten dat we wegkwamen. Zo fantaserend belandden we in het winkelcentrum Babyion waar we koffie bestel den in een koffierette. Ook al zoiets. Uit balorigheid bestelden we thee. Bedachtzaam opende A. zijn koffertje en keek begerig naar al die heerlijke boterhammen. 'Zulke fantasieën komen enkel voor in de geest van een verdorven mens,' zei hij wijs. 'Daar droom je van. Daar geniet je van. De realiteit is dat we door drie Haagse trutten op de stoep zijn gezet en dat we voor de kat z'n kut deze reis heb ben ondernomen.' Gretig zette hij zijn tanden in een dubbele boterham die R. met liefde voor hem had belegd. 'U mag hier uw brood niet opeten hoor!' waarschuwde de serveer ster die de bestelling kwam brengen. 'Wij moeten ook leven!' Gelaten sloot hij zijn ogen, betaalde de onaangeraakte thee en zonder een woord te zeggen verlieten wij de koffierette, We koch ten de auto terug van de parkeergarage en verlieten haastig de stad. 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1996 | | pagina 36