Vervreemding
Dat hij zich verwant voelde met de jonggestorven dichter van de
vroeg-Duitse Romantiek Novalis (1772-1801), getuigt het gedicht
dat Hessels aan hem wijdde. In zijn 'Hymnen an die Nacht' geeft
Novalis uiting aan zijn verlangen naar de dood die voor hem na
het overlijden van zijn geliefde verre te verkiezen was boven het
leven.
Novalis (p. 138)
Eens werd het donkere verlangen licht,
verrukking vlees, de steen verloor zijn zwaarte;
eens was deze aarde een helder Godsgedicht
alzijds geopend naar een kern van klaarte.
En daarin ging hij teer en zong de kracht
van alle dingen die geen afstand scheidde,
één met de sterren en den eeuwgen nacht
en Haar, die in den lichten Dood hem beidde.
Hij kent de Eros van de Dood maar al te goed. Zijn leven lang heeft
hij de dood in het gezicht gezien, soms met angst, - 'door angst ver
grauwd, omdat het oude beeld des doods ons nog benauwt' - maar later
veel meer 'als een zoete pijn die smoort de levensdrift'. Of als een dans
waarin het leven en de dood beide even licht zijn. Zoals in de
eerste van de acht kwatrijnen die hij in de laatste jaren voor zijn
dood schreef (p. 164):
O lichte dans van aardgebonden voeten;
o stof dat geest wordt; lichaam, vederlicht;
o harten dansend daar Zij sterven moeten,
misschien wordt eens om u de dood nog licht.
Een volgend motief dat overal in Hessels' werk te vinden is, en dat
hij gemeenschappelijk heeft met de mysticus, is de vervreemding.
Vervreemding is niet een begrip dat in eerste instantie voortkomt
uit het historisch materialisme van Marx, waar het betekent dat de
mens is vervreemd van zijn arbeid, omdat hij binnen het arbeids
proces tot een winstfactor is gemaakt en waarin hij geen deel meer
19