gegarandeerd buiten het spijsverteringskanaal blijft. Elke dag was
ik helemaal zwart van het straatvuil, maar eigenlijk gold dit straat-
vuil voor mij als een ritueel kleed. Dat zwarte stof kon ik duidelijk
in verband brengen met een geur, die ik alleen dicht bij de grond
gewaar werd. Een normaal mens verwierp die gore stank, maar voor
mij waren het de etherische gewaarwordingen van het Dublin dat
ik zocht. Ik verbond ze aan een hogere waarde. Ze dienden een
diepere identiteit in me, welke op het eerste gezicht misschien neer
kwam op een drang naar afbraak. Het was belangrijk dat ik er zo
goor mogelijk uit zag, want dat gaf me het gevoel gelijk te staan
met de verpauperde straatzwervers van Dublin. Het dragen van lang
haar zoals een hippie, was niet voldoende. Mijn verblijf in Dublin
werd beheerst door het speuren naar vormen van gedegenereerd
menszijn. Eigenlijk kwam het er op neer dat ik mijn Hollandse
huid wilde afwerpen. Dublin bracht de gelegenheid naar een nul
punt af te dalen, naar een innerlijke omstandigheid zonder ver
leden of herinneringen aan vrienden of familieleden. Ik richtte
me tot het enige en volledig zinvolle: op straat zitten en, evenals de
bedelende zwervers, één te worden met de uiterlijke gesteldheid
van het niets bezitten en het (ogenschijnlijke) niets verwachten.
Daarom trok ik hetzelfde 'kleed' aan: het zwarte, stinkende straat-
vuil over mijn hele lichaam. Maar tegelijkertijd was ik intens bang
voor de zwervers! Ik wenste mezelf te laten 'afglijden' tot aan het
moment waarop ik tot bedelen zou moeten overgaan, maar ik wist,
zij het onbewust, dat ik het nóóit zou doen. Ik was behept met het
inspelen op het imago, het er graag uitzien alsóf.
Onwillekeurig stond ik bloot aan de grillen van het straatleven.
Veel voorbijgangers riepen iets tegen je, meestal vriendelijk. Maar
je had ook het slag mensen dat eigenzinnig op een kleurtekening
reageerde: dronkelappen, die me omhelsden, op mijn tekening
gingen staan, mijn krijtjes plattrapten, toespraken hielden tegen
de vele omstanders. Nonnetjes berispten me verfoeilijk om de uit
beeldingen van het menselijk lichaam. Onvermijdelijk waren de
ruziezoekers en ook de afmattende children of Dublin, zwerfkinderen
van twee tot zeven jaar, gehuld in vieze lompen en dekens. Als zij
rond je kwamen zitten, dan werd alles wat los en vast zat gestolen.
De overgrote drukte van de mensen op straat, bovenal het indrin
gende lawaai en stank van dubbeldekkers en een niet aflatende
stroom van ambulances en brandweerwagens - waar kwamen die
23