De Vliegende Hollander en de literatuuropgaven aldaar. Hoe dan ook, Van der Decken is een literair personage, geen historische figuur, en zeker niet echt een Terneuzenaar; zijn schip was niet echt een Terneuzens schip. En daar hebben de streekhistorische standwerkers van de Terneuzense Markt na ruim anderhalve eeuw nog altijd moeite mee. Stel je voor dat de toeristen er achter komen! 2. Ter gelegenheid van de feestelijke filmvertoning werd in Terneuzen gratis een herdruk verspreid van A. Littooij's De legende van het spookschip "De Vliegende Hollander" en zijn kapitein Willem Vatider- decken uit Terneuzen (1933; het voorwoord van de heruitgave meldt 1935). Dit is een boeiend en met geestdrift samengesteld geschrift, waarin de argumentatie echter nogal wat te wensen overlaat. Ariel Meeusen, kleinzoon van de auteur en uitgever van de herdruk, schrijft in bovengemeld voorwoord: 'Het boekje verhaalt over alle, destijds bekende facetten van dit Terneuzense zeemansverhaal. U bent getuige van het ontstaan van de sage, de bewerkingen en de afleidingen. De boeken van Neale, Clark-Russell, Marryat en Heine interpreteren, ieder op hun eigen wijze, het verhaal van kapitein Willem Vanderdecken uit Terneuzen. Terneuzen, de Zeeuws- Vlaamse havenstad, wordt in de meeste boeken vernoemd.' Ja, wie zit er nu eigenlijk te liegen? Alleen Marryat en latere auteurs die zich op zijn roman baseerden noemden immers Terneuzen! Meeusens initiatief is overigens prijzenswaardig, vind ik, en zijn inlijving van Heine c.s. bij de Terneuzen-verkondigers zal wel uit enthousiasme zijn voortgekomen, maar zijn al of niet te goeder trouw opgeblazen Terneuzense ballon is hiermee nog groter ge worden dan die van zijn grootvader. Littooij verdedigde in 1933 fier de Terneuzense herkomst van de maritieme sagenmagneet Van der Decken, maar beperkte zich in zijn vertoog tot gissingen en wollig proza vol lofzangen op de stoere volksaard der oude Terneuzenaars. Steekhoudende argumenten bleven achterwege. Waarom? Omdat ze er niet waren en niet zijn. Littooij beriep zich vooral op de R.C.H. Römer, die in een noot bij zijn gedicht 'Het vliegend schip' in de Zeeuwsche Volksalmanak van 1846 Marryats romanstof tot 'volksverhaal uit het gebied van de stad Ter Neuse' maakte. 'Een historische kern is hier ongetwijfeld aanwezig,' schreef Littooij, en hij mijmerde over één grondvorm van de vele verhalen over spook schepen die de wereldzeeën bevoeren. Dat De Vliegende Hollander 42

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1995 | | pagina 42