Johanna en Anna De eerste helft van het 36 versregels tellende gedicht is gewijd aan de reis van Anna en aan het gerucht van haar komst naar Middelburg. De zachte zomerbries van juli had het schip van Dordrecht naar Middelburg gebracht. In Dordrecht had zij enkele dagen gelogeerd bij familie van haar vader, die daar geboren was. Het nieuws van haar aankomst had zich al snel door de stad verspreid, maar kenne lijk had men de dichteres Johanna vergeten het (voor haar toch belangrijke) nieuws te melden. Zij vermeldt zo nadrukkelijk in het gedicht dat zij alleen werd ver geten, maar dat niemand zweeg, - dus dat iedereen over de komst van Anna sprak - zodat ook zij het 'op 't lest' ook wel moest horen. Leefde de huisvrouw met zes kinderen zo afzijdig van wat de beau monde van Middelburg in beroering bracht? Proefden insiders uit de statige alexandrijnen toch een bitter smaakje van miskenning van haar dichterschap? Verweet zij al die mannelijke collega's in fraaie bedekte termen dat zij haar buiten het circuit hadden gehouden? Of waren al die feitelijkheden alleen maar vulling van de literaire Zeeuwse bolus (excusez de vergelijking), die men de hoge gast aan bood? We kunnen er enkel naar gissen. Maar de veronderstelling dat kleine frustraties, jaloezie, status e.d. een rol hebben gespeeld bij de primeur die de dichteres ten slotte te beurt valt, lijkt niet ongegrond. Pas na een lange diepe literaire zucht van vijftien regels, slaakt zij de echte welkomstregel: 'Van herten dan lonck-vrou, heet ick u welle- com.' Het tussengevoegde 'dan' is meer dan alleen een stoplap om de alexandrijn kloppend te krijgen. Het is het concluderend woordje dat al de heimelijk geuite emoties samenvattend besluit. Na deze inleiding volgen er lofprijzing en wensen. Het gedicht ver andert van perspectief. Sprak zij Anna eerst direct en persoonlijk aan in de ik-gij relatie, vanaf regel zeventien gebruikt ze voor de dichteres de aanspreking van Godin en gaat ze over op de afstande lijke en tevens eerbiedige toon van de derde persoon 'zij'. Anna draagt terecht de weidse titel van Godin, want zij is begaafd met wijsheid en verstand en bedreven in wetenschap en kunst. Zij is bemind bij goden en mensen en iedereen is verheugd om wat zij doet. Maar dan, in regel tweeëntwintig volgt weer een omslag. Anna Roemers Visscher mag dan een befaamd dichteres zijn, zij was niet getrouwd en geen moeder van zes kinderen zoals de dichteres Johanna Coomans. Hoe groot de faam van een godin van de dicht- 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1995 | | pagina 37