Het zomert in mi] het hele jaar door signd Lapiere 9 december Nog even een paar regels, lieve Constance, in afwachting van jouw antwoord. Want ik voel me zo akelig! Zo troosteloos! En zo veel weerlozer eigenlijk, dan ik dacht. Is het mogelijk, zeg me, dat die nachtmerrie opnieuw begint? Kan dat vuur weer oplaaien, kan 'dezelfde wat geluwde passie' om in termen van Mme de Clèves te spreken bij het weerzien met M. de Nemours - herinner je je nog, tussen haakjes, dat ik dat ook net aan het lezen was drie weken geleden bij mijn aankomst- 'weer opvlammen'? Hoe dan ook, wij zien elkaar weer. Ik sla hem gade. Ik luister naar hem. Ik kan niet naar hem luisteren als hij bij al wat hem heilig is zweert dat het een heel vroegere minnares was, allang in de steek gelaten maar door een ongeneeslijke ziekte getroffen, die hij die avond wel moest gaan opzoeken. Doe ik er verkeerd aan, oh Constance? Wat moet ik hem zeggen? Geloof jij werkelijk nog altijd dat liefde leven onmogelijk maakt? Dat je je hoe dan ook afzijdig moet zien te houden van elke passie? Antwoord me snel? (Bernard-Henri Lévy) De hele nacht al traande mijn rechteroog; ik probeerde de pijn te verzachten door het oogvocht te deppen met mijn donsdeken, maar niets hielp. De tranen bleven stromen. Na de schaarse slaap werd ik wakker met een bloeddoorlopen, dik oog, een opgeblazen gezicht en onvermijdelijke hoofdpijn. De dag was, nog voor de eerste koffie, verknald. Aan de ontbijttafel trof ik, behalve vuile kopjes en borden, niemand aan. De felle zonnestralen die de keuken binnenvielen hinderden mij en uit de radio knalde iets als Druk in Leuven veel te hard. Enkele ogenblikken overwoog ik weer in bed te kruipen en mij met de duisternis te verzoenen, maar ik besefte precies op tijd dat vandaag dé dag kon zijn. Ik repte mij naar de badkamer. Sedert mijn studententijd was Paasmaandag een feest van verveling geweest, een extra zondag die ik nooit wist door te komen. Van 's morgens al verlangde ik naar de volgende dag - een werkdag - waar door de stad weer afgeladen vol zat, iedereen iets te doen had en de massa zich snel en grimmig voortbewoog. Het rustige en groene van feestdagen enerveerde mij; ik kon er niet aan wennen. Dit jaar echter zou ik genieten van die vrije dag na Pasen: ik had een afspraak. Ik verliet het huis met een lens in mijn linkeroog, een vervormde zonnebril, de haren achterover gekamd met wet look gel en een afge dragen lederen jasje. Hetgeen een wakkere indruk moest suggereren, 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1994 | | pagina 59