stukken geschut en zeventig man aan boord, veertig meter lang en zo'n tien meter breed; de pinas van Willem VanderDecken, een 'super' zouden de havenmannen van Terneuzen nu zeggen. Op alle zeeën werd een roep vernomen, een met triomfen haat geladen schreeuw, die vloog van schip tot schip gelijk een meeuw. We schrijven 8 oktober 1959. De Straat Magelhaen, een splinternieuwe Hollandse koopvaarder ploegt eenzaam door een inktzwarte stormnacht op de zuidelijke Atlantische Oceaan, drie dagen varen van Kaapstad. De dag is nog maar enkele uren oud. Op de brug tuurt de tweede stuurman het duister in. Hij loopt de hondewacht en luistert hoe de 12.000 tonner met langzaam draaiende motor door de tien meter hoge golven bonkt. Achter de brug, in zijn kooi, ligt kapitein Piet Algra. Doodmoe, want hij heeft 48 uur niet geslapen. Het weer wordt slechter en slechter. Het schip rolt en dreunt, wordt omhoog en omlaag gesmeten. De zee is een speelplaats van Gods toorn. De oktoberdepressie doet een frontaanval op het met 6000 ton ijzererts geladen schip. Een massief wolkendek perst zware regen buien en grauwe sneeuw omlaag. De tweede stuurman wordt het allemaal te erg. Hij port zijn gezagvoerder. Samen staan ze nu op de brug en kijken de nacht in naar de gekgeworden oceaan die gloeiend rode koppen lijkt te krijgen. 'Echt weer voor de Vliegende Hollander,' hoort Algra zijn tweede zeg gen. 'Vliegende Hollander...,' mompelt Algra, een beetje gedachte loos de woorden van zijn stuurman herhalend. 'Moet je daar eens kijken,' schreeuwt de stuurman plotseling. Algra kijkt in de aangegeven richting: de bakboordszijde van zijn schip. Daar scheurt de nacht open. Wat Algra dan ziet doet hem verstrak ken. Een volgetuigd zeilschip stuift op de Straat Magelhaen af, tegen de wind in, een wolk van brullend schuim voor de boeg. Algra opent zijn mond, wil 'hard stuurboord' roepen om een zekere aanvaring te voorkomen. Het waanzinnige droombeeld dat nu zo echt is, rukt hem weg van de werkelijkheid. Maar even plotseling als het schip ver schenen is, is het ook weer verdwenen, opgelost in het grenzeloos gebied waar zee en nacht elkaar raken. Ontnuchterend alleen is de koopvaarder weer. 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1993 | | pagina 18