hem tenslotte de strijd op te geven en terug te koersen naar de Tafel baai, om daar beter weer af te wachten. Maar Willem van der Decken weigerde en sloeg in wilde drift de stuurman, woordvoerder van de bemanning, overboord. Terwijl de ongelukkige in de golven verzonk moet Van der Decken geroepen hebben: 'God of de Duivel, de kaap vaar ik om, al moet ik varen tot het laatste oordeel!' Dat was uiterst onverstandig. Tot de jongste dag moet de Vliegende Hollander nu over de zeven zeeën zwalken, met een bemanning die zwijgend haar taken verricht en op geen enkele aanroep antwoord geeft. Want allen zijn dood. Allen behalve de kapitein; Van der Decken moet blijven leven, tot ongeluk van de zeelui die het Ter- neuzense schip met volle zeilen langs zien scheren of er zelfs mee in aanvaring komen. Weinigen vertellen dat na, want het ontwaren van spookschepen is nu eenmaal een voorteken van verschrikkelijk onheil. Hoe ziet kapitein Van der Decken er ongeveer uit? De verbeelding moet helpen waar de ooggetuigeverslagen tekortschieten: Alleen op de kampanje, recht onder de sterlantaren, staat een oude man en houdt met knokelige hand het roer op een eeuwig doel: het zuiden. Zijn rechterarm hangt krachteloos en verdord, maar hij mist hem niet. Zijn brede baard stroomt omlaag als een witte waterval en schijjit dwars door het kampanje- dek gegroeid. Zijn gezicht is vaal, star als bij een dode, maar in zijn ogen, waarover verwarde wenkbrauwen waaien als bundels zeewier, glinstert een plotseling, klaarhelder herinneren, want in een nieuwe vlaag maanlicht doemt de kustlijn op, die hij van duizend reizen herkent. (Ben van Eyssel- stein, Tussen zuiderkmis en poolster, 1937). Een betekenisvol detail is dat De Vliegende Hollander gewoonlijk tegen de wind in zeilt, en zich ook van windstilten niets aantrekt: typerend voor vervloekte schepen. Een merkwaardig getuigenis van een ontmoeting met De Vliegende Hollander dateert van 11 juli 1881 en is te vinden in een journaal van twee zoons van de Prins van Wales, de latere Engelse koning Edward VII. Ze waren aan boord van het oorlogsschip Bacchante, dat zich ergens tussen Melbourne en Sydney bevond, 's Ochtends vroeg zag een matroos recht over de boeg het bovennatuurlijke schip. Het vorstelijk dagboek meldt: Om vier uur in de morgen passeerde ons De Vliegende Hollander. Een vreemd, rood licht als van een spookschip in volle gloed. Temidden daarvan zagen wij de masten, rondhouten en zeilen van 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1993 | | pagina 10