jes met zoveel menselijk verdriet dat de Stichting Correlatie een apart telefoonnummer opende voor mensen die erover wilden praten. Het bleef niet onopgemerkt. De provinciale V.V.V. contracteerde hem voor een tournee langs de zeeuwse kustplaatsen. "Dat zal die half miljoen Duitsers plezier doen", verklaarde de voorzitter van de V.V.V. tevreden. En dat was ook zo. Binnen een paar weken vierde hij grote triomfen in elitaire badplaatsen als Zoutelande, Domburg en Valke- nisse. Avond aan avond trad hij op en zong zijn nummers zo realis tisch dat huilende vrouwen hem na afloop hun bed aanboden met de toezegging dat ze hem desnoods de hele nacht zijn rug wilden krab ben. Ook snotterende mannen stelden hun gerief beschikbaar. Moet toch kunnen in deze tijd. Hij genoot er zichtbaar van en spoelde na afloop van ieder optreden zeer gedetailleerd zijn droge mond met een borreltje of vier vijf zes. De Bokma kreeg geen kans meer om koud te worden. Vaak had hij daarna enige moeite om zijn geparkeerde auto op de zeeuwse wegen te houden, want de vermoeidheid na de op tredens eiste haar tol. Steeds vaker moest hij Apeldoorn bellen tot het moment dat ze de hoorn erop gooiden. Hij werd chagerijnig en begon zijn mond nu ook vóór de optredens te spoelen. Zijn liedjes werden steeds frivoler en soms waagde hij zich in een wat losse stemming aan improvisaties van bedenkelijke aard. Zo vervormde hij in Cadzand voor een publiek van 350 duitse vakantiegangers zijn zelfgeschreven schlager: "Liebling, wo bist du geblieben?" tot "Wo ist doch mein Fahrrad geblieben". De reacties waren vernietigend. De P.Z.C. vond dat het niet kon, de Faam vond het goedkoop en de Biggekerker Trombone eiste dat de fiets onmiddellijk opgespoord werd. De Duit sers waren woedend en eisten een verklaring. In het nauw gebracht haastte de zanger zich uit te leggen dat dat in Holland iets heel anders betekende. Hier bestond, zo zei hij, de uitdrukking "Op een oude fiets moet je het leren". Het nummer ging over een jongeman die het had aangelegd met een veel oudere vrouw. Die noemde hij "mijn oude fiets". Op een dag was de vrouw plotseling verdwenen, de jongen in tranen achterlatend. Vandaar dat de jongeman zingt: "Waar is toch mijn oude fiets gebleven?". Erg overtuigend klonk het ook niet. "Onder de maat", oordeelde de P.Z.C. en de duitsers geloofden er ook geen moer van. "Vreemdelingenhaat", riepen ze gekweld en verlieten en masse de zaal. "Daar kan mijn schouwtje niet van roken", riep de zaaleigenaar krenterig en gooide de zanger buiten. Daar werd hij opgewacht door enkele tientallen verontwaardigde Duitsers en kon ternauwernood 26

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 1993 | | pagina 26